Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

TILLY, (Graaf van)

betekenis & definitie

bekleedde den post van Ritmeester, in dienst van den Staat, en lag in Bezetting in ‘s Graavenhage, ten tijde als de Gebroeders DE WITT op de bekende rampzalige wijze de slagtoffers der woede van het Graauw wierden. Hoewel gehoorzaam aan de bevelen der Overheid, gaf hij, egter, geene onduidelijke blijken van zijne gunstige gezintheid jegens het doorluchtig broederpaar.

Terwijl het gemeen omtrent de Voorpoort zamenrotte, en telkens nieuwe dreigementen uitsloeg, ontving TILLY schriftlijk bevel van Gekommitteerde Raaden, om zijne eigen Kompagnie Ruiters, en nog twee andere, ten spoedigste te doen opzitten; hij zelve moest de Wagt betrekken, en de twee andere op de Plaats doen post vatten. Voorts wierdt hem belast, niets te doen, maar de bevelen van Gekommitteerde Raaden af te wagten. Kort daar op ontving hij last, om met zijne Kompagnie, op de Plaats, buiten de Gevangenpoort, voor de Herberg de Zwaan, en de twee andere, de eene op den Kneuterdijk, de andere op het Buitenhof, te doen post vatten. Eene zeer ongunstige standplaats hadt TILLY, om dat twee Burger Vaandels zich zo kort voor en nevens zijne Ruiters plaatsten, dat de paerden zich naauwlijks konden beweegen, zonder de burgers uit het gelid te dringen. Terwijl TILLY aldaar stondt, verspreidde zich spoedig een gerugt door ‘s Graavenhage, dat de boeren, uit den omtrek der Hofplaatze, in aantogt waren, om de Heeren DE WITT te ontzetten; welk gerugt, naaderhand, bleek verzonnen te zijn, alleen met oogmerk, om de Ruiterij., vermits dezelve den burgeren, in hun ontwerp omtrent het broederpaar, over de hand was, te doen aftrekken, om de toegangen te bezetten. Naar wensch slaagde men in dit Ontwerp. TILLY ontving bevel om de boeren te gemoet te trekken. Doch, voor zo veel dit bevel hem slegts mondeling wierdt gegeeven, weigerde hij te gehoorzaamen, en zijnen post te verlaaten, ’t en ware hij daar toe schriftlijken last ontving. Niet lang leedt het, of hij ontving met ’er daad zodanigen last. Thans zeide ik: Ik zal gehoorzaamen, maar voegde ’er deeze merkwaardige woorden nevens: doch nu zijn DE WITTEN doode luiden. De uitkomst vervulde spoedig deeze voorzegging.

Zie COSTERUS, Historisch Verhaal.

< >