Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Schoockius

betekenis & definitie

SCHOOCKIUS, (MARTINUS) een Geleerde van de voorgaande Eeuwe, bedreeven in veelerhande zaaken, zo als zijne menigvuldige Schriften uitwijzen, wierdt gebooren te Utrecht, in den Jaare 1614, of, gelijk andere willen, in 1618. De eerste gronden van Taalkennisse en Weetenschappen leide hij onder zijnen Oom van Moeders zijde, ANTONIUS VAN VOORST.

De reeds gemaakte vorderingen bragt hij, zedert, tot meerdere volkomenheid, aan ’t Friesche Hoogeschool, te Franeker. Onder dit alles verspreide zich wijd en zijd het gerugt van ’s Mans Taalkennisse en Geleerdheid. Van hier dat hem, wel haast, de gelegenheid wierdt aangebooden, om zijne kundigheden, ten algemeene nutte, te verspreiden.In zijne Geboortestad hadt men, ten dien tijde, slegts een Gijmnasium, of Oeffenschool. Den ouderdom van omtrent eenentwintig jaaren hadt SCHOOCKIUS bereikt, wanneer, door de Bezorgers van hetzelve, het onderwijs in de Latijnsche en Grieksche taalen wierdt opgedraagen. Zo vlijtig en met zulk een gelukkigen uitslag kweet hij zich van dien post, dat wanneer, eenigen tijd daar naa, het Gijmnasium in eene Akademie of Hoogeschool veranderd wierdt, op SCHOOCKIUS de keuze viel, om als Hoogleeraar te onderwijzen. Hij was de eerste, die, aan de nieuwe Stigting, den trap van Meester der VrijeKunsten en Leeraar in de Wijsbegeerte heeft beklommen. Het Doorluchtig School te Deventer was thans vermaard, door zijne voortreffelijke Hoogleeraars en het getal van Leerlingen. Onder de eersten wierdt SCHOOCKIUS, eerlang, beroepen, om les te geeven over de Geschiedenissen en de Welspreekendheid.

Twee jaaren bekleedde hij dien post, wanneer hij denzelven verwisselde met het Hoogleeraarampt in de Redenkunde en Natuurlijke Wijsbegeerte, aan ’t Hoogeschool der Provincie van Stad en Lande. Van Groningen beriep hem de Keurvorst van Brandenburg na Frankfort aan den Oder, met den tijtel van Hoogleeraar, doch zonder dat op hem de verpligting rustte tot het geeven van openbaare lessen. Daarenboven wierdt hij tot Keurvorstelijken Raad en Historieschrijver aangesteld.

Hij overleedt te Frankfort, in den Jaare 1669, het vijfenvijftigste van zijnen ouderdom. Van ’s Mans uitgebreide kennisse en onvermoeiden schrijflust kan de lijst zijner Schriften getuigenis draagen. Men vindt onder dezelve verscheiden korte Verhandelingen over gemeenzaame onderwerpen; bij voorbeeld, over de Turf; over den Haring; over het Bier; over Boter en Kaas, en over den afkeer van dezelven; Ey en het Kuiken, en andere. Voorts heeft men van hem, in ’t Latijn, eenige Werkjes van ernstiger inhoud, onder andere, Desperatissima Causa Papatus; Admiranda Methodus Novae Philosophiae Cartesianae; Tractatus de Inundationihus; de Statu Reipublicae Foederati Belgii; de justitia Belli Belgici; de Scepticismo; de Lingua Hellenistica, en andere.

Zie Vitae Professor. Groningensium; WITTE, Diarium.

< >