Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Schaap (Gerard Pieterszoon)

betekenis & definitie

SCHAAP (GERARD) PIETERSZOON, in onderscheiding van Dr. GERARD SCHAAP, ZO even vermeld, met welken hij, door zommigen, meermaalen is verward, was een geleerd Amsterdammer, gebooren in den Jaare 1599.

Ruim zeventig jaaren te vooren, naamelijk in den Jaare 1530, hadt zijn Overgrootvader, JAKOB SCHAAP PIETERSZOON, in Schepensbank gezeeten. Zijn huwelijk, met JOANNA DE VISSCHERE, dogter van JOAN DE VISSCHERE, Burgemeester van Zevenbergen, gaf aanleiding tot verandering van woonplaatze; hij zette zich neder te Dordrecht, en wierdt aldaar, in den Jaare 1627, tot Raad in de Vroedschap, en in het volgende, tot Schepen verkoozen. Wat ’er aanleiding toe gegeeven hebbe, is ons niet gebleeken. Zeker is het, dat de Heer SCHAAP, eerlang, na zijne geboortestad wederkeerde, alwaar hem, in den Jaare 1638, de zelfde waardigheden, als hij te Dordrecht hadt bekleed, wierden opgedraagen. Intusschen hadt de Vader van den Heere SCHAAP zitting in het Kollegie ter Admiraliteit in Zeeland. Deezen, in den Jaare 1638, overleeden zijnde, wierdt de zelfde last aan den Heere GERARD opgedraagen, die denzelven waarnam tot in den Jaare 1647, om vervolgens, naa verloop van eenigen tijd, tot nog aanzienlijker post gebruikt te worden. Tusschen het Parlement van Engeland en de Algemeene Staaten, in gevolge, onder anderen, der weigeringe van de laatstgenoemden, om den Gezant van het Parlement te erkennen, eenige verwijdering ontstaan zijnde, waren de Staaten van Holland, die in deeze weigering niet gestemd hadden, op middelen bedagt, om het goed verstand, tusschen het Parlement en hun Gewest, te doen voortduuren.

Daar toe wierden zij te raade, om eenen man van kunde en vertrouwen, met den tijtel van Kommissaris of Gemagtigde, na Engeland te zenden. De keuze daar toe viel op GERARD SCHAAP PIETERSZOON. Hij vertrok derwaarts, in den Jaare 1651. Zijn last hieldt in de toenmaalige Regeering te erkennen, en het Parlement met zodanige titels te vereeren, als hij oordeelde, aan hetzelve ’t meest aangenaam te zullen weezen. Voorts moest hij zijnen vlijt aanwenden, om voor de belangen van Holland bijzondere zorge te draagen. Ondanks dit behoedmiddel, groeide het misnoegen van het Engelsche Parlement hand over hand.

Het deedt Brieven van Schaêverhaalinge uitgeeven, en zondt daadelijk twee Oorlogschepen in Zee, om den Koophandel der Hollanders en Zeeuwen te belemmeren. Straks wisten de twee Provincien te bewerken, dat een Buitengewoon Gezantschap na Engeland wierdt benoemd. Nevens den Heer Oud-Raadpensionaris JAKOB KATS en den Heer PAULUS VAN DE PERORE, Pensionaris van Middelburg, benoemde men onzen SCHAAP tot dien gewigtigen post. Nog voor het einde des Jaars 1651 vertrokken de Afgevaardigden na Londen, en wierden, op den negenëntwintigsten December, bij het Parlement, ter gehoor toegelaaten. Uit ’s Lands Geschiedenissen is bekend, hoe deeze staatelijke bezending vrugtloos is afgeloopen. Naa zijne wederkomst uit Engeland, nam de Heer SCHAAP zijn verblijf te Amsterdam, en eindigde ’er zijne dagen, op den tweeëntwintigsten Junij des Jaars 1654.Niet slegts als Staatsman, maar ook als Geleerde, hadt de Heer GERARD SCHAAP PIETERSZOON een beroemden naam verworven. In de Latijnsche en andere taalen was hij zeer bedreeven. De Geschiedenis van zijn Vaderland, en met naame ook van zijne Geboortestad, was een voornaame tak zijner beoeffeningen. Onder ’s Mans naagelaatene Schriften, heeft men geheele Boekdeelen gevonden, bevattende eene menigte bijzonderheden, de Stad Amsterdam betreffende. Hij hadt, naar ’t schijnt, een oogmerk, om eene naauwkeuriger beschrijving van die Stad te bezorgen, dan, ten dien tijde, nog voorhanden was. De Heer JAN WAGENAAR heeft deeze papieren in handen gehad, en erkent zijne verpligting aan dezelve, omtrent het ontvangen van niet weinig lichts in eenige duisterheden, tot het verzamelen van zijne Geschiedenissen van Amsterdam. Geene kleine verdienste heeft, eindelijk, de Heer SCHAAP ingeleid, met de bezorging der eerste uitgave van het Nederlandsch Plakaatboek. Wat het vlijtig en zuinig uitkoopen van den tijd vermoge, te midden van een drom van bezigheden van den gewigtigsten aart, mogen wij uit ’s Mans voorbeeld leeren.

< >