Czaar van Muskovie PETER ALEXOWITZ, bijgenaamd de Groote, verdient eenig verslag, als hebbende eenigen tijd in ons Vaderland vertoefd, en aan hetzelve te danken een groot gedeelte der kundigheden, welke, zedert, den bloei zijns Rijks bevorderden. Niet meer, nogthans, dan zijne verrigtingen in de Nederlanden onmiddelijk of ter zijde betreft, zullen wij van hem verhaalen.
Hij was de Zoon van ALEXIS MICHAËLOWITZ, Czaar van Rusland, en van NATALIA KIROLOWNA NARISKIN, en wierdt gebooren op den elfden Julij des jaars 1672. Een vernuft en moed, minder dan de zijne, zouden niet hebben toegereikt het te boven koomen der zwaarigheden, met welke hij moest worstelen, eer hij zich op den troon verheven zag. Niet lang hadt hij daar op gezeeten, of hij begreep de aanmerkelijke voordeelen van den Scheepvaart, en hoe veel het aanmoedigen van deezen zijne verreziende oogmerken zou bevorderen. Doch zijne Onderdaanen, in veele andere opzigten woest en onbeschaafd, waren in ’t bijzonder in de Scheepbouwkunde geheel onbedreeven. Om niet door vreemde oogen te zien, nam hij het zonderling besluit, in eigen persoon Landen te bezoeken, in welke hij de nutte kunst konde leeren, om ze vervolgens zijnen Onderdaanen mede te deelen. Op Holland en Engeland viel, ten dien einde, zijne keuze. In den Jaare 1697 vaardigde hij een Gezantschap af aan de Algemeene Staaten, met oogmerk om eenige punten, den Koophandel betreffende, met dezelven te beraamen, en tevens hunne gezinte te ondertasten, raakende het deelneemen in eenen Oorlog tegen de Turken. Niet lang waren zij op weg geweest, of hij vertrok heimelijk uit Muskou, in ’t begin van de maand Maij des gemelden jaars, slegts van twee Dienaars verzeld, en agterhaalde de Gezanten, in wier gevolg hij vervolgens de reize voortzette. Genaderd tot op de grenzen van den Staat, scheide hij zich af van het Gezantschap, en vertrok, heimelijk, met een klein gevolg, na Amsterdam, van waar hij verder zijne reize na Zaandam vervolgde. In het overvaaren van het Y, zat hij zelve aan ’t Roer, gekleed als een Hollandsch gemeen Matroos. De Plaats naderende, zag hij zekeren persoon visschen, welken hij voormaals in Rusland hadt gekend. Hij noemde hem bij zijnen naam, ging met den Zaandammer in deszelfs wooning, en maakte zich bekend, onder voorwaarde van geheimhoudinge. Als een Zaandamsch Koopman gekleed, voer nu de Czaar, dagelijks, af en aan, tusschen Zaandam en Amsterdam, met eene eigen Boeier, om alzo, ten minsten in ’t klein, zich in de Scheepsbehandeling te oeffenen.
Intusschen was het Gezantschap genaderd tot Nieuwmegen, en wierdt van daar afgehaald op kosten van den Staat, en na Amsterdam gevoed. Hier mengde zich PETER onder hetzelve, en nam deel aan de vermaaken en eerbewijzen, die hetzelve wierden aangedaan. Doch hij kreeg wel haast eenen wansmaak in alle die omslagtigheden, en keerde te rug na Zaandam. Lang bleef hij hier onbekend, doch wierdt eindelijk ontdekt uit de naauwkeurige beschrijving van zijnen persoon, door een jong Zaandammer, te Moskou woonende, aan zijnen Vader toegezonden. Hij was inzonderheid kenbaar aan eene wrat op zijn eene wang. Nu wierdt het spoedig rugtbaar, dat de Rusman, herwaarts gekoomen, om den Scheepsbouw te leeren, zijne Czaarsche Majesteit zelve was. Dit niettegenstaande verkoos hij bij geen anderen naam, dan dien van Pieterbaas genoemd te worden, op den Timmerwerf, welken hij met den zelfden ijver als een gemeen werkman bezogt, laatende zich onderrigten in alles, wat tot het zamenstelzel van een Schip behoort. Voorts bezigtigde hij de Lijnbaanen, Smeederijen, Zeilmaakerijen, Molens en verdere Handwerken. Zijne bedreevenheid in de Hollandsche Taale, in welke de Czaar zich reeds vóór zijne reize hadt geoeffend, stelde hem in staat, om met lieden van allerlei ambagten onmiddelijk te verkeeren. Te Amsterdam, werwaarts hij met zijne Boeier dikmaals overstak, deedt hij, onder zijn eigen opzigt, een Oorlogschip van den tweeden rang bouwen. Geduurende dit alles schuwde de Czaar geenzins den omgang der Amsterdamsche Grooten. Vooral hieldt PETER gemeenzaame verkeering met den Scheepsbouwkundigen Burgemeester WITSEN.
Naa de wederkomst van Koning WILLEM DEN III uit het Leger in 's Hage, begaf Czaar PETER zich insgelijks derwaarts, om dien Vorst te begroeten, en kennis met denzelven te maaken. Dikmaals hielden zij zeer vertrouwelijke gesprekken: blijken van de wederzijdsche agtinge, welke zij voor elkander hadden opgevat. Tot in de maand Januarij des Jaars 1698 vertoefde de Czaar in Holland, wanneer hij na Engeland overstak, om ’er zijne verkreegene kundigheden nog verder uit te breiden. Even eens als te Amsterdam en Zaandam, was hier zijne leevenswijze. Czaar PETER vertoefde in Engeland tot in de maand Maij, wanneer hij wederom na Holland overstak, om het, naa een verblijf van slagts veertien dagen, te verlaaten, en na zijn eigen Gebied de wederreize aan te neemen, zeer voldaan over het onthaal, welk hij allerwege hadt ontmoet.
Andermaal gaf de Czaar een bezoek aan Holland, in den Jaare 1716, doch thans meer openlijk en staatelijker, als verzeld van zijne Gemaalinne, die zeer op hem gesteld was. Op den zeventienden December kwam hij te Amsterdam, en wierdt begroet door vier Gemagtigden der Staaten van Holland, benoemd om hunne Majesteiten, geduurende derzelver verblijf in hun Gewest, te verzellen. Den tijd zijns vertoevens maakte hij zich nu wederom ten nutte, door het bezoeken van Scheepstimmerwerven, Magazijnen, Werkplaatzen, gemeenzaame verkeering met aanzienlijke Kooplieden, en het waarneemen van alles, ’t geen dienen konde tot nut zijner heerschappijen en onderdaanen. In het begin van April des Jaars 1717 deedt de Czaar eenen keer na Parijs, laatende inmiddels zijne Gemaalin in Holland, alwaar hij, in ’t begin van Augustus over Spa, wederkeerde; hebbende, op zijne reize door Frankrijk, verscheiden waarneemingen gedaan, van welke hij vervolgens een heilzaam gebruik maakte. In het begin van September verliet de Czaar, nevens zijne Gemaalinne, de Nederlanden, en voleindigde zijne uitlandigheid met het begin van Februarij des Jaars 1718. Met Spiegelgevegten en andere vermaaklijkheden, hadt men hunne Czaarsche Majesteiten, geduurende derzelver verblijf te Amsterdam, geene kleine eere beweezen. Gaarne zouden de Algemeene Staaten met den Vorst een redelijk Verdrag van Koophandel hebben willen sluiten; doch hier omtrent konden zij hun oogmerk niet bereiken. Czaar PETER, bijgenaamd de Groote, Vader des Vaderlands, overleedt op den achtsten Februarij des Jaars 1725.