Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 25-01-2023

Peckius

betekenis & definitie

PETRUS PECKIUS een vermaard Regtsgeleerde, gebooren in Zeeland, te Zierikzee, volbragt den loop zijner Akademische Letteroeffeningen te Leuven, en beklom ’er den trap van Meester in de Regten, in den Jaare 1553. De lof, aldaar behaald, deedt hem ’er den post van Koninklijken Hoogleeraar Paratitlorum bekoomen, en vervolgens, in den Jaare 1562, het Hoogleeraarsgestoelte in het Kanonijke Regt beklimmen.

Zo veel agtinge behaalde hij in ’t bekleeden van dien post, en verspreidde zo aangenaamen reuk van geleerdheid, door zijne Schriften, dat, in den Jaare 1586, de waardigheid van Raadsheer in den Hoogen Raad te Mechelen aan hem wierdt opgedraagen. Hij eindigde aldaar zijne dagen, op den zestienden Julij des Jaars 1589. Zijne Weduwe en kinderen deeden zijn Lijk na Leuven voeren, en ter aarde bestellen in de St. Michiels Kerk in eene Begraafplaats, met voordagt vervaardigd, pronkende met een deftig Opschrift. Zeer vermaard is een zijner Zoonen, even als de Vader, PETRUS genaamd.

Hij doorliep de onderscheidene posten van Raad te Mechelen, Lid van den Hoogen Raad, Opperregter in Krijgszaaken, en beklom, eindelijk, de hooge waardigheid van Kanselier van Brabant en Koninklijken Raadsheer van Staat. Groote agting behaalde hij door zijn beleid, voorzigtigheid en welspreekendheid, waar van hij, in meenig eene bezending aan Koningen en Vorsten, doorslaande blijken vertoonde. In een mondgesprek met den Predikant UITENBOGAARD, in den Jaare 1620, gaf hij denzelven te verstaan, uit naam der Aardshertogen, dat men niet ongenegen zijn zoude, den gebannen Remonstranten vrijheid van Godsdienstoeffeninge te verleenen, in de Plaatzen, welke, naa het einde van het Bestand, op de Staaten der Vereenigde Gewesten zouden veroverd worden. In ’t volgende jaar deedt hij eenen keer na ’s Hage, om de Staaten te beweegen tot het luisteren naar voorslagen van bestendigen Vrede, en om alle de Nederlanden onder één Hoofd te brengen. PECKIUS overleedt in den Jaare 1625. Bghalven zijne doorsleepene Staatkunde, was hij een fraai vernuft en niet ongevallig Digter. Zijn Votum pro studiis Humanitatis wordt bij de kenners hoog geschat.

< >