Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Odyk, WILLEM VAN NASSAU, Heer van

betekenis & definitie

WILLEM VAN NASSAU, Heer van ODYK, als mede van Cortienne, Zeist, Driebergen en Blikkenburg, was de Zoon van LODEWYK VAN NASSAU, Heere van der Lek, Beverweer en Odijk, Generaal van het Voetvolk, Gouverneur van 's Hertogenbosch, natuurlijken Zoone van Prinse MAURITS, en van ELIZABETH, Graavinne van Horne. Hij wierdt gebooren in of omtrent het Jaar 1632. In den Jaare 1662 verzelde hij zijnen Vader na Engeland, ter gelegenheid van deszelfs Gezantschap aan het Hof van Londen. Hoewel deeze reeds diep in de gunst van Koning KAREL DEN II deelde, zogt de Vorst hem aan zijne belangen nog vaster te verbinden, door zijnen Zoone een Ampt, van ruim veertienduizend Guldens jaarlijksche inkomste, op te draagen. Doch de Gezant vondt zwaarheid in het aanvaarden van zulk een gunstbewijs. Ook schijnt zulks geenen voortgang gehad te hebben. Immers, naadat Prins WILLEM DE III voor Eersten Edele van Zeeland was verklaard, wierdt de Heer VAN ODYK benoemd om den persoon van zijne Hoogheid te vertegenwoordigen, in de Vergaderingen zo der Algemeene Staaten als in die van het Gewest. Vergeefs verklaarde de Stad Zierikzee zich daar tegen, op grond der geboorte van den plaatsbekleder buiten Zeeland, en van onbevoegdheid, uit dien hoofde, tot zo aanzienlijken post. Toen Koning LODEWYK DE XIV, in den Jaare 1672, zich van een aantal Nederlandsche Steden hadt verzekerd, wierdt de Heer VAN ODYK, nevens JOAN VAN GEND en PIETER DE GROOT, gezonden na 't Huis te Keppel, om 'er met zijne Majesteit in onderhandeling te treeden. Zij traden 'er in een mondgesprek met de Heeren POMPONE en DE LOUVOIS, 's Konings Gemagtigden; doch kwamen tot geen besluit, zonder alvoorens nieuwen last gehaald te hebben. In den Jaare 1675 was hij een der Staatsche Gevolmagtigden op de Nieuwmeegsche Vredehandeling. Zedert reisde hij, in den Jaare 1679, nevens de Heeren JAKOB BOREEL en VAN DYKVELD, in buitengewoon Gezantschap na Frankrijk. Hij vertoefde 'er niet langer, dan noodig was, om het werk van den algemeenen Vrede tot stand te brengen; 't welk hij gelukkig hielp bevorderen.

Tien jaaren naa dit Gezantschap, naa dat Prins WILLEM DE III den troon van Groot-Britannie hadt beklommen, stak de Heer VAN ODYK over na Engeland, nevens den Heer NIKOLAAS WITSEN, Burgemeester en Raad van Amsterdam, en den Heere VAN DYKVELD; bij welke, zedert, gevoegd wierdt de Heer VAN CITTERS; allen, evenwel, met geen hooger tijtel en rang, dan die van buitengewoone Afgevaardigden vereerd. Volgens eigen begeerte was de Heer VAN ODYK tot dien post benoemd; hebbende hij, aan den Prinse, vóór deszelfs vertrek uit Holland, verzogt, dat hij, oversteekende na Engeland, hem niet in Holland wilde laaten. In een mondgesprek, welk de Afgevaardigden, te Londen hielden met zijne Majesteit, waar in deeze begeerde, dat 'er insgelijks Afgevaardigden van de Nederlandsche Admiraliteiten na Engeland zouden overkoomen, om over de begrooting van het aandeel Staatsche Schepen, die zich met de Engelsche zouden vereenigen, te handelen, dreef de Heer VAN ODYK dit stuk met zo veel ijvers door, hoewel tegen 't gevoelen van zijnen Amptgenoot WITSEN, dat, eerlang, aan 's Konings wensch voldaan wierdt. Van soortgelijke genegenheid, om Koning WILLEM te believen, vertoonde ODYK een bewijs, ter gelegenheid der onderhandelinge, over den rang van stemmen, in den Krijgsraad der vereenigde Vloot. Hij liet de bestelling daar omtrent geheel over, omdat, volgens 't getuigenis van zijnen minder toegeevenden Amptgenoot WITSEN, 's Konings wil hem eene wet was. De grond was, volgens de aantekening van den zelfden Amsterdamschen Burgemeester, om dat ODYK, om den Koning te vleijen, bewilligde in den eisch van 't Engelsche Hof, om geenerhande schepen, vaarende op Fransche havens te ontzien, maar ze allen voor goeden prijs te verklaaren.

Nog in het zelfde Jaar 1689 keerde onze Staatsman te rug uit Engeland, en verscheen, in het volgende jaar, als een der Staatsche Gevolmagtigden, in de vermaarde Haagsche Bijeenkomst, in welke de zaaken, het Groot Bondgenootschap, tusschen verscheiden Mogendheden van Europa, betreffende, moesten verhandeld en geregeld worden. Naa het sluiten van den Vrede met Frankrijk, de Staaten geraaden vindende, de vriendschap met die Mogendheid op een vasten voet te brengen, wierdt de Heer VAN ODYK, nevens den Heer COENRAAD VAN HEEMSKERK, derwaarts gezonden. Hun last hieldt in, den Koning te begroeten wegens den herstelden vrede, en vooral ook om de Lijst der regten op de Koopmanschappen te regelen. Een spreekend bewijs van zijne verknogtheid aan Koning WILLEM vertoonde de Gezant, in den Jaare 1699, doende, in de Vergadering der Staaten van Zeeland, eenen voorslag, om ter eere van zijne Majesteit, in het Hof van Middelburg, een metaalen Standbeeld op te rigten. Hoewel hij, van eenige Leden, wierdt toegevallen, kwam, nogthans, het ontwerp tot geene volkomenheid. Ook leedt hij, eerlang, eenige vermindering van aanzien. Want, zints het overlijden van zijne Groot-Brittannische Majesteit, den Staat van Eersten Edele van Zeeland vernietigd verklaard zijnde, gaven twee Gemagtigden der Staaten hem kennis, dat hij, diensvolgens, in de hoedanigheid van plaatsbekleeder niet meer zoude erkend worden. Nogthans hieldt hij zitting ter Vergaderinge der Algemeene Staaten; een post, welke hem, reeds voor lang, voor zijn geheele leeven was opgedraagen; hoewel, in den Jaare 1704, verscheiden Leden der Hooge Regeeringe van het Gewest 'er ijverig op drongen, dat zijn last behoorde te worden ingetrokken. In hunnen wensch niet naar genoegen slaagende, kwam 's Mans overlijden hun daar in te hulpe. De Heer VAN ODYK stierf op den eenentwintigsten September des Jaars 1705. Hij was gehuwd geweest met ELIZABETH VAN DER NISSE, Vrouwe van uitmuntende hoedanigheden, en hadt bij dezelve de volgende kinderen verwekt: 1. KORNELIS, Graaf van Nassau, Heer van Cortienne, Gewoon’ Afgevaardigde van Zeeland ter Algemeene Staatsvergaderinge, overleeden den vijfden Maart des Jaars 1708; 2, LODEWYK ADRIAAN, Heer van Zeist, Lid van het Kollegie der Edelen van de Provincie Utrecht; 3. WILLEM HENRIK, Heer van Blikkenburg, Kolonel van de Ruiterij; 4. MAURITS LODEWYK, Heer van Driebergen; 5. ELIZABETH WILLEMINA, gehuwd aan MAURITS LODEWYK, Heere van der Lek, haaren Neeve; 6. MAURITIA MARGRIETA; 7. EMILIA; 8. CHARLOTTA; 9. LOUISE CATHARINA.

< >