Odenrode

betekenis & definitie

ODENRODE, anders ook St. Odenroy, gelegen in de Meierij van 's Hertogenbosch, onder het Kwartier van Peelland, onmiddelijk afhankelijk van de Algemeene Staaten, is een zeer aanzienlijk Dorp of Vlek, onder 't welk, eertijds, veertien andere Dorpen zouden behoord hebben. Het legt aan de rivier de Dommel, ruim drie uuren gaans ten Zuiden van de Stad 's Hertogenbosch. Volgens zommigen zou Odenrode den naam ontleenen van eene Schotsche Maagd ODA, in de Achtste Eeuw voor Heilig verklaard en aldaar begraaven, en den naam van Graafschap gevoerd hebben; 't welk eerst van de Utrechtsche Kerk ter leen gehouden, doch naderhand aan den Hertog van Braband wierdt afgestaan. Het Dorp Odenrode is zeer digt betimmerd, met een aantal fraaie Huizen, te zamen begroot op vierhonderdvierëntachtig, vooral aan eene ruime Plaats of Marktveld. Men heeft 'er twee Kerken: de eene aan ST. MARTEN toegewijd, staande aan de Oostzijde van het Dorp; de andere, naar ST. ODA genaamd, voormaals eene Kollegiaale Kerk, en rijklijk voorzien van inkomsten voor negen Kanunniken. De eerste is een ruim en groot gebouw, hebbende een zeer hoogen Toren. De andere, uit den grond tot aan het Dak van Hardsteenen opgemetzeld, is fraaier dan de voorgaande, als zijnde, uit eene toegelegde somme door den Raad van Staate, in den Jaare 1741, van binnen merkelijk verbeterd en opgesierd. Beide Kerken worden door éénen Gereformeerden Predikant bediend. Behalven eene Weekmarkt, die op Woensdag gehouden, en op welke veel Boter gevent wordt, heeft men 'er vier Jaarmarkten. Voorts bestaat de Regeering uit zeven Schepenen, en even zo veele Gezworenen. Op de drie jaarlijksche Bijeenkomsten, welke men hier houdt, worden de Vaders der Huisgezinnen voor 't Geregt ontbooden, en hebben, volgens de oorspronklijke inrigting der Regeeringe, vrijheid om voorstellingen te doen, het algemeene welzijn betreffende. Van hier dat de Bijeenkomsten den naam draagen van Gemeene Waarheden.