Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Nieuwkoop

betekenis & definitie

NIEUWKOOP, met een gedeelte van NOORDEN, eene Hooge Heerlijkheid en Dorp in Holland, onder Rijnland, te zamen begroot op zestienhonderd eenenveertig Morgens en vierhonderd negen Roeden Lands, en het getal der Huizen op vijfhonderd. Nieuwkoop is een aanzienlijk Dorp. Onder de Openbaare Gebouwen mag men noemen het Regthuis, Raadhuis en het Huis der Heeren van Nieuwkoop, gestigt in den Jaare 1627; een fraai gebouw, met een hoogen vierkanten Toren, van welks Omgang men een verrukkend gezigt heeft over de omleggende Landerijen en Veenplassen, en op verscheiden Dorpen. Het School is ook een goed gebouw. De Kerk der Hervormden is groot en ruim, doch de Toren slegts een kleine Spits. De Gemeente der Remonstranten, in dit Dorp, is eene der talrijksten van die Gezinte ten platten Lande. De Roomschgezinden hebben 'er twee Vergaderplaatzen, doch slegts éénen Priester. De Vierschaar der Heerlijkheid wordt gespannen door Baljuw en negen Welgeboorene Mannen. Als Schout zit, daarenboven, de Baljuw te regt, in het Burgerlijke, met zeven Schepenen.

< >