Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

MARIA VAN OOSTERWYK

betekenis & definitie

was de dogter van JACOBUS VAN OOSTERWYK, Leeraar onder de Hervormden te Noodtdorp, in de nabuurschap van Delft, en aldaar gebooren op den twintigsten Augustus des Jaars 1630. Behalven andere uitmuntende hoedanigheden van den geest, openbaarde zich al vroeg, eene overhellende zucht tot de Schilderkunst.

Deezer edele neiginge bot vierende, gaven de Ouders haar de beroemdste Leermeesters, vooral den vermaarden Bloemschilder JAN DAVID DE HELM, welke te Utrecht woonde. Op het schilderen van bloemen viel bovenal de smaak der jonge Juffer. Om door den omgang van Kunstkenners haare begaafdheden verder uit te breiden, onthieldt zij zich meestal te Delft, ten huize van haren Grootvader, Leeraar der Hervormden in die Stad. Reuzenstappen deedt de vlugge Maagd in de beoefening van haare kunst; bij persoonen ook van den hoogden rang wierden de voortbrengzels van haar penseel gezogt en in waarde gehouden. LODEWYK DE XIV, Koning van Frankrijk, deedt de eere, aan een haarer Kunsttafereelen, van het in zijne Kunstverzameling te plaatzen. Zo voldaan over een ander Kunststuk was Keizer LEOPOLD, dat hij zijne eigen afbeelding, en die zijner Gemaalinne, met Diamanten omzet, der Schilderesse tot een geschenk zondt. Van Koning WILLEM DEN III en deszelfs Gemaalinne ontving zij, voor een Bloemstuk, negenhonderd Guldens. JOANNES SOBIETSKI, Koning van Polen, beloonde haare kunst met vierentwintighonderd Guldens, voor drie Stukken door haar geschilderd. Een grooter getal Kunstgewrogten zou de waereld ontvangen hebben, ware zij niet van een kieschen smaak en zeer gesteld geweest, om zo wel aan haar zelve als aan anderen genoegen te geeven.

Hoewel meermaalen daar toe aangezogt, konde, egter, de beminnelijke MARIA nooit tot het huwelijk besluiten. De Kunstschilder WILLEM VAN AALST hadt, onder andere, om haare hand verzogt. De wijze, op welke zij deezen afzette, vertoont een blijk van haaren vrolijken en te gelijk goedaartigen inborst. Deeze was, naar de wijze van veelen zijner Kunstbroederen, los van zeden. Naa ’s Mans liefdeverklaaring gehoord te hebben, schreef zij hem, tot den grondslag van verdere onderhandelinge, als eene taak voor, dat hij, een rond jaar lang, dagelijksch, een zeker getal van uuren naarstig zoude schilderen, eer hij om uitspanningen mogt denken. Om van het volbrengen deezer taak kennis te bekoomen, hadt MARIA voegzaame gelegenheid, dewijl haare Schilderkamer te Delft op die van VAN AALST het uitzigt hadt. Naa verloop des proefjaars was de Schilder zo verre ten agteren met zijne rekening, dat hij het niet bestaan durfde om zijn aanzoek te herhaalen. Onze Kunstenaares eindigde haare dagen ten huize van haaren Neeve JAKOB VAN ASSENDELFT, Predikant te Uitdam, in Waterland, alwaar zij overleedt in den Jaare 1693, het drieënzestigste haars ouderdoms.

< >