Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

MALDERÉ, JAKOB VAN

betekenis & definitie

JAKOB VAN MALDERÉ, een Edelman van rang, eerst een voorstander der Spaansche belangen, doch naaderhand overgegaan in die der Siaatsgezinden. Naa geruimen tijd in dienst van den Markgraave VAN HAVRECH, Stadhouder van Vlaanderen, gestaan te hebben, nam hem Prins MAURITS aan onder het getal zijner Edellieden.

De voorgaande gemeenzaamheid was oorzaak, dat wanneer, in den Jaare 1595, van de zijde der Spanjaarden, aan de Nederlanden, voorslagen van Vrede gedaan wierden, de Markgraaf, ten dien einde, bij eenen Brief, zich aan VAN MALDERÉ vervoegde. Deeze gaf ’er den Prinse kennis van, en omving, kort daar op, bevel te antwoorden, dat ’er geene hoop tot Vrede was, ’t en ware het Spaansche Krijgsvolk niet alleen de Nederlanden, maar ook het Graafschap BOURGONDIE ruimde. In eenen anderen Brief deedt hij den Markgraave weeten, dat de Vereenigde Staaten niet ongenegen waren om met die der andere Gewesten, doch geenzins met de Spanjaarden in onderhandeling te treeden. In ’t volgende jaar benoemde Prins MAURITS den Heer VAN MALDERÉ tot zijnen Persoonsvertegenwoordiger, als eersten Edele van Zeeland. In ’t eerst ontmoete deeze aanstelling merkelijken tegenstand, bij de Zeeuwche Staaten in ’t algemeen, en bijzonderlijk bij de Steden Zierikschzee, Goes en Tholen. Zij beschouwden het als onvoegzaam, daar het Gewest verscheiden oorspronklijk ingeboorene Edelen van hoogen rang opleverde, dat een Uitlander , een Vlaamsen Edelman, met zo aanzienlijke waardigheid bekleed wierdt. Doch deeze zwarigheid wierdt eerlang uit den weg geruimd. Tholen, eene kleine Stad, liet zich overhaalen door den Prins; waar naa twee andere Steden, bij overstemming, moesten volgen. Evenwel lieten zij aantekenen, dat zij den benoemden Vertegenwoordiger geenzins voor aangenaam verklaarden.

Toen de Algemeene Staaten, in den Jaare 1607, aan verscheiden Hoven Gezantschappen zonden, om derzelver raad en bijstand te verzoeken, vertrok de Heer VAN MALDERÉ , nevens den Dordrechtschen Pensionaris JOAN BERK, als Buitengewoon Gezant na Engeland, om zijne opwagting te maaken bij Koning JAKOBUS DEN I, om denzelven verslag te doen van den toestand der Vereenigde Gewesten, met opzigt tot de vermogens ter voortzettinge van den Oorlog. Een ander blijk van aanzien en vertrouwen, waar toe VAN MALDERÉ, hier te Lande, zich hadt weeten te verheffen, was zijne benoeming tot eenen der Gemagtigden van wegen de Algemeene Staaten, om met de Spaansche Gezanten, in den Jaare 1608, in ’s Hage verscheenen, over Vrede of Bestand te handelen. De laatste openbaare post, in welken wij den Heer VAN MALDERÉ, in de Geschiedenissen, aantreffen, was het buitengewoon Gezantschap na Frankrijk, in den Jaare 1610; de Heeren van BREDERODE en VAN DER MYLE waren zijne Amptgenooten.

Zie BOR, VAN METEREN, enz.

< >