JAN HUIGEN VAN LINSCHOOTEN, gebooren te Haarlem, in of omtrent het Jaar 1563, heeft zich beroemd gemaakt door zijne Zeereizen. Al vroeg openbaarde zich in hem de zucht tot het bezoeken van verre afgelegene Gewesten.
Het leezen van Reisbeschrijvingen deedt die zucht nog verder aanwakkeren. Lang wedervonden zijne Ouders, die thans te Enkhuizen woonden, des Jongelings begeerte; doch gaven eindelijk de toestemming: te meer, alzo twee andere Zoonen te Sevilie woonden, Zijnen eersten togt deedt hij, in den Jaare 1579, na Spanje en Portugal. Geruimen tijd vertoefde hij in ’t eerstgemelde Koninkrijk, en leerde ’er de Landtaale. Het uitlandig verblijf maakte hij zich voorts ten nutte, door met de Portugeezen eenen togt te doen na de Oostindiën. Nuttig voor zijn Vaderland Was deeze togt, alzo hij op denzelven kundschap kreeg van veele zaaken, tot nog toe zijnen Landgenooten onbekend, welke hij vervolgens ter behoorlijke plaatze mededeelde. Toen men, in den jaare 1594, op het denkbeeld viel, om door het Noorden eenen weg na China te zoeken, ontving VAN LINSCHOOTEN, van wegen de Admiraliteit te Amsterdam, het bevel over een Schip, daar toe bestemd. Hij zeilde door de Straat van Nassau, ontdekte eene menigte Eilanden, en keerde in den herfst diens jaars te rug, zonder in zijn oogmerk geslaagd te zijn. Het verslag, nogthans, welk hij, van zijne ontmoetingen, in ’s Hage deedt, scheen van eene tweede onderneeminge iet goeds te belooven. ’s Lands Advokaat VAN OLDENBARNEVELD, was inzonderheid van dit gevoelen. Van hier dat hij, bij de Algemeene Staaten, bewerkte het uitlooven van eenige gunstige voorwaarden, in gevalle bijzondere Kooplieden eene verbintenis wilden aangaan ter hervattinge van dien togt. Andermaal wierdt VAN LINSCHOOTEN, ten zulken oogmerke, in ’t bewind gesteld. In ’t begin des volgenden jaars vertrok hij na het Noorden; doch de Straat Nassau en ’t Staaten Eiland genaderd zijnde, ontmoette hij eene zo felle koude, dat hij daar door, als mede door de vervaarlijke Ysschotzen en bergen, genoodzaakt wierdt, onverrigter zaake, na het Vaderland te rug te keeren. Aan een derden togt, in het volgende jaar 1596 ondernomen, hadt VAN LINSCHOOTEN geen deel, maar nam zijn vast verblijf te Enkhuizen, het Zeereizen moede geworden zijnde. Hij bekleedde aldaar den post van Thesaurier der Stad, tot zijnen dood toe, welke voorviel op den achtsten Februarij des Jaars 1611, het achtenveertigsle jaar zijns ouderdoms. Zijn wedervaaren en ontdekkingen, zo in de Oostindiën als in ’t Noorden, heeft hij door den druk gemeen gemaakt.
Zie VAN DER HOOF, Beschrijv. en Lof van Enkhuizen.
LIPPENHUIZEN
een Dorp in Friesland, in het Kwartier van Zevenwouden, onder de Grietenij Opsterland. Veel Veen, welk onder dit Dorp plagt te leggen, is vergraaven, en nu meest in Bouwland veranderd. ’Er staat eene Kerk, zonder Toren; de Leeraar van Ter Wispel moet ook hier den Dienst waarneemen. Het Dorp bestaat uit eene dubbele rij Huizen aan den Rijweg.
Zie WINSEMIUS.