Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

LANGERAK, Huis te

betekenis & definitie

Huis te LANGERAK, insgelijks gelegen in de gemelde Heerlijkheid, heeft den naam gegeeven aan een Geslagt, ’t welk reeds vóór het einde der Dertiende Eeuwe bekend was. Het Huis of Slot zelve, niet verre van Nieuwpoort, hebbende de gedaante van een ouderwetsch Kasteel, met twee spitzen, rondom in ’t water gelegen, heeft deeze bijzonderheid, dat hoewel het onder Zuidholland behoort, en aan de Graaflijkheid leenroerig is, nogthans de eigenaar daar van in de Ridderschap van Utrecht kan beschreeven worden; meer dan eens heeft men daar van voorbeelden gezien in het Geslagt der Graaven VAN DEN BOETZELAAR.

Van het Geslagt VAN LANGERAK is de eerste, dien wij vermeld vinden, GYSBERT VAN LANGERAK, op het Jaar 1277. De tweede, WALTER of GUALTER VAN LANGERAK, wordt genoemd op het jaar 1285. Hij was Schildknaap van Utrecht, en koomt voor als Borg voor die van den Huize VAN AMSTEL, bij FLORIS DEN V, Graave van Holland, en JAN VAN NASSAU, Bisschop van Utrecht. WALTER, die eene Zuster hadt, getrouwd met HUIBERT VAN VIANEN, Ridder, Heer van Vianen, liet na eenen Zoon, JAN VAN LANGERAK, Ridder, vermeld op de Jaaren 1350, 1367 en 1374. Te gelijk met hem leefde, misschien zijne Zuster, MARGARETA VAN LANGERAK; zij was Abtdisse van Rijnsburg, en overleedt in den Jaare 1358. Heer JAN hadt eene Vrouw genomen uit den Huize VAN ARKEL, en wierdt bij dezelve Vader van GYSBERT VAN LANGERAK, Ridder, vermeld in den Jaare 1384 Eene Vrouw uit het Geslagt van BLOIS was zijne Echtgenoote, en hij bij dezelve Vader van JAN VAN LANGERAK, Ridder geslagen naa het Gevegt bij Alfen, in den Jaare 1426, waar in hij de belangen van Vrouwe JAKOBA VAN BEYEREN kloekmoedig hadt voorgestaan.

Eene aanzienlijke huwelijksverbintenis ging Heer JAN aan, met Jonkvrouwe ALFERADE VAN POLANEN, Dogter van Heere Otto van Polanen, Ridder, Heere van Asperen, en van Jenne, Erfdogter van Voorst en Keppel, in Gelderland. Tot eenen Bruidschat bekwam hij, met deeze, de helft van Asperen. De Zuster zijner Huisvrouwe bragt de andere helft ten huwelijk mede. Omtrent dien zelfden tijd vinden wij vermeld Maria van Langerak, gehuwd aan Barthout van Assendelft, Ridder, Zoone van Diderik, Ambagtsheere van Assendelft, en van Maria van Haarlem; wijders Bartha van Langerak, Abtdisse van Rijnsburg, gestorven in den Jaare 1441; als mede, Gysbert van Langerak, Schildknaap, Heemraad van den Alblasserwaard, in den Jaare 1458. Heer JAN, boven vermeld, het slegts eene Dogter na, ELBURG genaamd, erfgenaame zo van Langerak als van Asperen, en van beide da tijtels voerende. Door haar huwelijk met RUTGER VAN DEN BOETZELAAR bragt deeze het Huis Langerak in dat aanzienlijk Geslagt, in welks bezit het zedert is gebleeven. zie verder het Art. VAN DEN BOETZELAAR.

Zie W. VAN GOUTHOEVEN, Oude Holl. Kronijk; VAN LEEUWEN, Bat. Illust. OUDENHOVEN, Zuid-Holl.



LANGESTRAAT

eene Landstreek, voor een gedeelte gelegen in Zuidholland, en anderdeels in Staatsch Braband. Het Hollandsch gedeelte, welk wij hier bedoelen, legt tusschen de Heerlijkheid van Geertruidenberg en den Grond van Waalwijk, aan den Brabantschen bodem. Langestraat ontleent zijnen naam van de rechte Straat of weg,welke, vóór den Watervloed van den Jaare 1421, in eene aanmerkelijke lengte, liep van den Toren van Raamsdonk tot aan dien van Baartwijk , en van daar , Zuidwaarts, over Vlijmen, tot aan 's Hertogenbosch. Hier en daar is nog de oude Straat in weezen, en vindt men wijders, onder het graaven, daar van verscheiden overblijfzels. Nog tegenwoordig vindt men ’er eene Straat; doch deeze loopt in eene kromme lijn. Aan dezelve leggen de Dorpen Raamsdonk, Waspik, Kapel en Bezoijen. Daarenboven leggen in deeze Landstreeke eenige Heerlijkheden. ’t Geen de Langestraat inzonderheid een beroemden naam heeft doen verwerven, is het menigvuldig schoon Hooi, ’t welk aldaar wordt gewonnen, en waar op men, zedert het verbod van den uitvoer van 't Friesche Hooi, zich nog meer dan voorheen heeft toegeleid. Het wast op de Buitenlanden, die door de overstrooming van het water uit den Biesbosch zo veel vettigheids schijnen te onrvangen, dat ze niet behoeven gemest te worden. Elders ontmoet men in de Langestraat veele Moer- en Zavelagtige landen.

< >