Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HAGESTEIN

betekenis & definitie

HAGESTEIN, GEMEEnlijk ’t Land van Hagestein genaamd, een Dorp en Heerlijkheid, in ’t Overkwartier van Utrecht, strekt, ten Oosten en Noorden, aan de rivier de Lek, ten Westen aan ’t Regtsgebied der Stad Vianen, en ten Zuiden aan ’t Land van Altena en ’t Graafschap Kuilenburg, en is een der zogenaamde Vijf Heeren Landen. Van ouds maakte Hagestein een gedeelte uit van het Graafschap Teisterband, en behoorde aan de Bisschoppen van Utrecht. In laatere tijden wierdt de Heerlijkheid uitgegeeven aan deezen of geenen Edele, en door Heer WILLEM VAN DUIVENVOORDE, AAN WILLEM DEN III, GRaave van Holland, als Leenheer opgedraagen. Veel uitgestrekter moet toen de Heerlijkheid geweest zijn dan tegenwoordig, alzo zij, ’t eenigen tijde, door een Heer van Kuilenburg en een Heer van Asperen, gemeenschappelijk bezeeten wierdt.

Zedert kwam dezelve, voor eenigen tijd, wederom aan den Stoel van Utrecht, tot op de overdragt aan JAN VAN Braband, getrouwd aan Graavinne JAKOBA; DIE, EGter, dezelve, eerlang, wederom aan het Sticht moet hebben afgestaan, alzo zij, in den Jaare 1425, daar onder behoorde. Naderhand kwam Hagestein aan de beide Kapittelen van den Dom en Oud-Munster te Utrecht, die ’er ruim anderhalve Eeuw bezitters van geweest zijn, en aldaar een uitgestrekt regtsgebied oeffenden. Door verkoop is dezelve, met zeer ruime Vrijheden en Voorregten, van de eene in de andere hand overgegaan. De Heerlijkheid beslaat elfhonderd Morgens Lands; in den Jaare 1748 telde men binnen dezelve vierenzeventig huizen, die meest van Roomschgezinden bewoond worden. ’t Huis te Hagestein is een vrij goed gebouw, leggende in eene ruime Gragt, en van veel geboomte omringd. Het Dorp van dien naam was eertijds eene Stad, en, met die van Everdingen vereenigd, eene aanzienlijke Parochiekerk, die door twee Priesters wierdt bediend. Van ’t Kerkgebouw is thans niets meer overig dan het Koor, ’t welk tot de openbaar Godsdienstoeffeninge wordt gebruikt; van ’t overige bestaat niets behalven eenig vervallen Muurwerk. De Predikant behoort onder de Klassis van Rhenen en Wijk. De Kerkenraad bezit ’er ’t regt om eenen Leeraar te beroepen, doch de Heer dat van goed- of afkeuringe. ’t Laatste mag hij, egter, niet meer dan tweemaalen doen; voor de derde reize moet hij daar van reden geeven aan de Gedeputeerde Staaten.

< >