Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HAAREN, WILLEM VAN (1626-1708)

betekenis & definitie

jonger broeder van ERNST, geboren te Leeuwarden, den 17 October van het Jaar 1626. Zijn vader Willem VAN HAAREN was Opperstalmeester van Graaf WILLEM LODEWYK VAN NASSAU, Stadhouder van Friesland, en naderhand Gedeputeerde in het Kollegie van H. Hoog Mog, de Staaten Generaal.

WILLEM, waar van wij hier spreeken, na, met veel lof, zijne studien, te Franeker, Utrecht en Leiden volbragt te hebben, deed, zo als lieden van geboorte in dien tijd gewoonlijk plagten te doen, de groote tour, door Frankrijk, enz. tot in het Jaar 1649, wanneer hij, door zijnen vader, werd terug ontboden. In het volgende Jaar werd hij in ’t Kollegie der Staaten van Friesland gedeputeerd, uit het district van het Bilt, en kort daar na in den Haag, in de Generaliteits Rekenkamer. In het Jaar 1658 werd hij Grietman van 't Bilt, en kreeg vervolgens zitting in den Raad van Staate. In het Jaar 1658 begaf hij zig in den echt, met Vrouwe ELISABETH VAN HEMMEMA.Hoe deze Edele Fries zig bij het Vaderland verdiend gemaakt heeft, blijkt uit verscheiden Gezantschappen, door hem bekleed. Eerst aanvaardde hij die post aan ’t Hof van Denemarken. In het Jaar 1663 werd hij gezonden naar Oostfriesland, om de Stenden aldaar te bewegen, tot het opbrengen van eenige penningen, door den Vorst, aan den Bisschop van Munster, in eenige termijnen belooft; ter volbrenginge van welke belofte, den Vorst niet de wil, maar de magt ontbrak. Dit niettegenstaande, had, op den vervaltijd van den eersten termijn, de oorlogzugtige Bisschop de Deijlerschans, aan den Eem, ingenomen; ’t welk de Staaten met geen goede oogen konden aanzien. In het volgende Jaar zonden ze een Leger derwaards, waarbij VAN HAAREN, als Gedeputeerden te velde, tegenwoordig was. De Schans werd in de tijd van 14 dagen heroverd.

In het Jaar 1670 had hij zitting in het Kollegie der Gedeputeerde Staaten van Friesland. In het Jaar daar aan hielp hij de rust der Academie te Franeker herstellen.

In het Jaar 1671 bevond hij zig in Zweeden, en arbeidde daar na mede, hoe wel vrugteloos, aan de vredesonderhandelingen. Vervolgens werd hij naar Engeland gezonden, om de vriendschap te herstellen. Deeze togt had dien Staatsman bijna het leven gekost, alzo, door een woedenden storm, het Schip, welk hem overvoerde, in gevaar van schipbreuk kwam. Volgens berigten, zou het inzonderheid aan zijnen moed te danken geweest zijn, dat het behouden bleef. Wijders woonde hij het Congres te Nijmeegen en Rijswijk bij. Geduurende deeze afwezigheid, was hij tot Curator der Friesche Academie verkoren; werd voorts Rentmeester van de Domeinen dier Provintie; en bekleedde dus, tot in het Jaar 1708, wanneer hij zijn leven eindigde, de aanzienlijkste Eerampten.

Hij heeft geene kinderen nagelaten. De geleerde HUBER deed over hem eene sierlijke Lijkreden.

< >