zoon van EVERARD, Schepen te Aken, en van ACNES CORTENBACH , had zijnen oorsprong uit een Oud en Edel Geslacht, ’t welk, zeden dien tijd tot heden toe, in Friesland is beroemd gebleven. Hij behoorde mede onder de verbondene Edelen.
Men leerde hem beter kennen, in het Jaar 1572, onder den naam van Hopman DAAM. Zijne goederen verbeurd verklaard zijnde, beproefde hij zijn geluk bij de Watergeuzen. Bij de komde van ALVA in de Nederlanden, had hij het eerst moeten vlugten, uit hoofde van zijn verblijf in het Akensche gebied; dan hij was ook een der eersten, die den gronddag der vrijheid hielpen leggen. Het innemen van den Briel dient daar van tot getuige, en is, op dat Art. omdandig verhaald. Prins WILLEM DE I telde hem onder zijne vertrouwelingen; en de Graaven LODEWYK en JAN VAN NASSAU, Stadhouders van Friesland en Gelderland, bewezen hem alle achting; in zo verre, dat de laatste de Voogdije over de kinderen van VAN HAAREN aanvaardde; waar van ’er drie, in den Krijgsdienst, voor het Vaderland, hun leven lieten. Deéze ADAM of DAAM, de roem van zijn Geslacht, overleed te Arnhem , den 7 Maij van het Jaar 1589, zijn lijk werd te Leeeuwarden begraven.