Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HAAN, CORNELIS JANSZOON DE of HET HAANTJE

betekenis & definitie

was geboren te Amsteldam. Van zijne vroege jeugd af aan gaf hij proeven, dat een mannenhart hem bezielde; toonende hij zig, in alle voorvallen, zelf, in kleinigheden, altoos even gedienstig en vaardig: waar door hij, bij al het Scheepsvolk, groot eri klein, bemind en geagt was. Zijne dapperheid word hoog geroemd; en van zijn liefde voor het Vaderland gaf hij rneenigvuldige blijken.

Dit alles baande hem den weg tot zijn fortuin; Toen men het voorneemen had, om de vermetelheid der Duinkerksche rovers te straffen, werd hij, nevens anderen, tot den rang van Kapitein verheeven. Hij kweet zig, in dien post, zo heldhaftig, dat zijn naam, niet alleen bij de Duinkerken, maar ook in de Middelandsche Zee, welke hij met bloed verfde, vermaard werd. Meermaalen schroomde hij niet, met zijn Schip alleen, tegen een grooter aantal te strijden; en het getukte hem altoos, met eere uit den strijd te rug te koomen: waarom hem ook de vermaarde BARLAEUS, in zijn Grafschrift op den Held, met de Romeinsche DECIUSSEN gelijk steld. Dan, het schijnt het lot der Helden, bijzonder op de woeste Zee, te zijn, vroeg of laat, de zege met den dood te moeten koopen. Toen hem, den 19 April, in het jaar 1633, twee Duinkerkers ontmoetten, begaf hij zig midden tusschen hen, eri raakte in zo een hevig gevegt, dat daar van bijna geen voorbeeld was, tusschen zo weinige Schepen. Het eene Schip schoot hij in den grond; en het ander nam hier op de vlugt.

Onze overwinnaar liet hiervoor ’t Vaderland zijn dierbaar leven. Men ziet nog heden, ten Zuiden van het Koor der Oude Kerk, binnen Amsteldam, aan de hoekpilaar een zwart marmeren Tafreel, ter zijner eere, en daar in, van gemelden Hoogleeraar, eenige Latijnsche versen, met vergulde letteren, die in het kort zijne roemrugtige daden vermelden. De zin komt hier op uit:Ter eere en eeuwige gedagtenisse van den zeer manhaften

Zeeheld CORNELIS JANSZOON van Amsteldam, bij genaamd

DE HAAN, hebben de Beschermers en Bestierders van de

zaaken der Noordzee hier dit gedenkteken doen stellen.

Wilt, Lezer, op ons volk, en hunne wondren merken ;

Op hun verwinning en verwondrenswaarde werken.

Hier legt die geen wiens kiel de Zee heeft door gezwerft,

En ‘t Middelandsche Meir met Spanjaards bloed geverft.

Die Duinkerk beven dee, door ’t winnen van hun Schepen;

Zo dikwils heeft hij hen zeeghaftig aangegreepen,


En ’s vijands Hopmans zo van Schip als magt ontbloot,

Dat nu de Batavier tot Spanjens val geen Vloot

In Zee behoeft. Een Schip, een Hopman kan ‘t bewaaren

Maar wijl dees Zeeheld in het midden van de baaren,

Zijn lijf en leeven heeft voor ’t Vaderland gesteld,

Is hij zeeghaftelijk en met veel eer geveld.

o Romers ! wilt niet op uw Decien hoog draaven
,

Dees marmersteen houdt ook een Decier begraaven.

1633.

Onder aan heeft de Heer LAURENS REAAL deeze verssen daar bij gevoegt.

Hier rust de Held, die van zijn vijands Schepen

In zevenmaal kwam zeven vlaggen sleepen:


En gaf in ‘t laatst op twee zo dapper vonk,

Dat d'eene vlood, en d'ander bij hem zonk.

Men ziet boven het Tafreel eenen Haan, in een gelaurierd ovaalsrond, en in het zelve de bovengemelde verssen van BARLAEUS. Daar onder een Zeegevegt van drie Schepen, waar van het eene, overzijde stellende, schijnt te wille zinken. Wat laager Haan de vier regelen van den Heer REAAL.

COMMELIN en WAGENAAR, Beschrijvingen van Amsterdam.

< >