was een der Zoonen van den Luitenant-Admiraal CORNELIS EVERTSEN, en Neef van den Luitenant-Admiraal JAN EVERTSEN, en van den Vice Admiraal CORNELIS EVERTSEN, laatstgemeld. Op den 15 December van het ]aar 1672, terwijl hij nog Kapitein, en geenzins Admiraal was, (zo als DE NEUVILLE verkeerdelijk berigt) werd hij als Commandeur gesteld over vijftien Oorlogschepen, gemonteerd van 48 tot 50 en minder stukken, en met een Regiment gewapende Landmilitie voorzien.
Zijn eerste onderneeming was op de Engelsche Virginische Eilanden, daar hij, straks na zijne aankomst, zeven Schepen nam, vijf verbrandde, en voorts een rijken buit behaalde. Vervolgens tastte hij de Fransche Terraneufsvaarders aan, van welke hij 65 deels veroverde, deels vernielde. Daarna kwam hij te Martinique, alwaar hij, bij toeval, Kapitein JACOB BINKES, voerende het bevel over vier Amsteldamsche Oorlogschepen, ontmoette; met deezen zig vereenigd hebbende, deeden zij te samen alle de Engelsche en Fransche Eilanden, uitgezonderd Antigoa, aan. Onderweg namen zij een Schip, dat te Gallowaij thuis hoorde. Op Nieves deed EVERTSEN tien schoten; maar te St. Christoffel vuurde hij, meer dan vier uuren, op de Fransche en Engelsche sterkten, en nam, bij zijn vertrek van daar, een half vol geladen Schip met zig, Eindelijk zeilde hij naar Nieuw-Nederland, dat toen, van de Engelschen, Nieuw Jork genaamd werd, en bemagtigde aldaar, na een kleinen tegenstand, de Stad Nieuw Amsteldam, dus voorheen door de Staatschen geheeten.
Door de afwezigheid des Gouverneurs van die Stad, was aldaar alles in verwarring; anders zou hij gewisselijk meer tegenstands ontmoet hebben, dewijl Nieuw-Amsteldam, met veertig stukken, kon verdedigd worden. CORNELIS EVERTSEN had, omtrent deezen tijd, bij zig, ruim twintig zo groote als kleine prijzen, die hij, in de Virginiës en elders, genomen hadt. Vier zijner Schepen, met een deel Engelsche gevangenen, om zig van hun te ontslaan, had hij naar elders gezonden. Voorts vermeesterde hij alle de plaatsen, langs de gemelde kust, bragt het Land wederom onder de gehoorzaamheid der Algemeene Staaten, en veranderde den naam van Nieuw Jork in dien van Nieuw-Nederland; na welke verrigtingen hij, in de maand December, van het Jaar 1673, te Cadix terug kwam, met agt Oorlogschepen, één Brander en zeven prijzen; zijnde, kort te vooren, vier andere van hem afgedwaald, even zo veele door storm vergaan, geladen met Pelterijen, Indigo, Tabak, Katoen en Zuiker. Meer dan tagtig Engelsche en Fransche Schepen had hij vernield, en, behalven Nieuw Nederland, ook St, Eustlatius veroverd.
In het Jaar 1675 werd bij Schout bij Nacht, in het Jaar 1679 Vice-Admiraal, en in het Jaar 1688 Luitenant-Admiraal van Zeeland, In de laatste hoedanigheid, voerde hij bet bevel over het eerste Esquader van ’s Lands aanzienlijke Vloot, ten tijde als de Prins van Oranje, WILLEM DE III, door de Staaten der Nederlander, op den Throon van Engeland geholpen werd. Na dat gemelde Vloot, den 29 October, in Zee gestoken, en, door storm, eenige schade geleeden hebbende, in de Havens van den Staat terug gekeerd was, zeilde dezelve andermaal, uit de Haven van Hellevoet, den 11 November, naar Zee. Den 13, ’s morgens vroeg, kreegen zij de Hoofden in ’t gezigt, daags daaraan het Eiland Whigt, In den namiddag van den 15 landde de Vloot gelukkig voor Torbaij, alwaar vervolgens de Ruiterij en het Voetvolk ontscheept werden. In de maand Maart, des Jaars 1689, werd onze Luitenant-Admiraal, ter Vergaderinge Van de Staaten van Zeeland, voor die spoedig volbragte Expeditie, bedankt.
In het volgende Jaar, terwijl Koning WILLEM zig in Ierland bevond, vertoonde zig de Fransche Vloot op de kusten van Engeland, sterk agtenzeventig Oorlojgschepen en zevenendertig Branders. De Engelschen en Hollandsche Vlooten, thans liggende in de Haven van St. Helena, hadden hier van geen berigt bekoomen, of zij ligtten, daags daaraan, de ankers, kreegen, den 5 Julij, de Fransche Zeemagt in het gezigt, en, vier dagen daarna, bevel van de Koninginne MARIA, om de Vloot aan te tasten. De vereenigde Engelsche en Nedelandsche Vloot, behalven de Branders, naauwlijks agtenvijftig Schepen uitmaakende, zette het, den 10 dier maand, met volle zeilen, naar den vijand toe; mee wiens voorhoede, ’s morgens ten 9 uuren, door de Staalsche Schepen, die den voortogt hadden, onder bevel van den Luitenant- Admiraal CORNELIS EVERTSEN, en de Vice-Admiraalen KALLENBERG en VAN DE PUTTE, met tweeëntwintig Schepen, de strijd, met zo veel erder en beleid, werd aangevangen, dat de vijandelijke Voorhoede, die de blaauwe Vlag voerde, en over welke CHATEAUREAULT het gebied had. na een gevegt van drie uuren, met alle zeilen, om een gewisse nederlaag te ontgaan, afhield. Dog de stilte, die op den middag opkwam, belette de onzen den wijkenden vijand te vervolgen; ook was een sterk getij oorzaak, dat verscheiden Nederlandsche Schepen een weinig door elkander dreeven. Dit deed de Fransche Schepen, welke niet genoeg hadden konnen afwijken, het afgebrooken gevegt te onbeschroomder hervatten: te meer, om dat de Engelsche Admiraal TORRINGTON, tot nog toe, onder eenige schijnredenen, slegts aanschouwer van ’t gevegt geweest was, en, met de rest der Vloot, in plaats van aantevallen, in een halven kring, buiten schoots, bleef liggen.
Waarom veele Fransche Schepen, zig van hun midden afzonderende, insgelijks op de Staatsche aanvielen; die, evenwel, met een gedadig vuuren, van negen uuren in den voormiddag tot vijf uuren nadenmiddag, in dit gevegt volhardden. Hoewel dit niet zonder merkelijke schade, tegen zulk eene overtreffende magt, kon geschieden, beigden zij zig, echter uit het gevaar, en namen, met alle eer en glorie, den aftogt, dien de vijand zelve roemen moest: terwijl de dappere Hollanders van spijt op de tanden knarsten, over de ontrouw der Engelschen, ten wier behoeve zij hun bloed en Ieeven waagden, en voor wier behoud zij streeden. Inzonderheid moet hier geroemd worden, de zeldzaame en wel gelukte Krijgslist, door den Luitenant-Admiraal EVERTSEN te werk gesteld, die de Staatsche Schepen, terwijl ze onder zeil waren, en merkelijken voortgang maakten, gebood te ankeren. De Franschen , die hen vervolgden, dit niet spoedig genoeg bemerkende, dreeven, met volle zeilen, voor wind en stroom, snellijk voorbij, terwijl de Nederlandsche Schepen op dezelfde plaats bleeven. De Fransche Vloot onmooglijk tegen wind en stroom konnende keeren, bevond de onze zig buiten gevaar. De beide Vlooten kwamen dus, in elkanders gezigt, ten anker, zonder elkander te konnen beschadigen. Begunstigd door de duiderheid des nagts, bedoor de Vereenigde Engelsche en Staatsche Vloot naar haare Havens te zeilen; doch, daags daaraan, zig door de Fransche gejaagd ziende, werd in den Krijgsraad bedooten, de Schepen, die niet volgen konden, te verbranden, of in den grond te booren; de Staaten verlooren hier door zeven of agt Schepen.
Niet slegts de Nederlanders zelve, maar zelfs de Engelschen en Franschen getuigden, dat de Nederlanders met ongelooflijke dapperheid gestreden hadden, en, bijaldien de Admiraal TORRINGTON hen behoorlijk had bijgedaan, de Franschen de nederlaag zouden gekreegen hebben. De Koningin van Engeland, deed, in afweezenheid van haaren Gemaal, TORRINGTON, bij zijne komst te London, om zijne lafhartigheid, in den Tour gevangen zetten, en ontnam hem zijne waardigheid. De Zeeuwsche Luitenant Admiraal, CORNELIS EVERTSEN, werd, in eenen brief van haare Majeteit, waar van de brengers de Graven van PEMBROOK en DEVONSHIER waren, bedankt, voor de goede en cordate comportementen van ’s Lands Esquadre, tn 't laatst engagement met den vijand, met betuiging, dat zij deeze trouwe dienst, altijd naar den eisch zou considereeren. Daarenboven verklaarde gemelde Vorstin, door den Heer HARBOTS, bij het overgeeven van den brief haarer Majesteit aan H. H. M., dat zij zig van het voorgevallene zou doen informeeren, om den geenen, die wel gediend hadden, te beloonen, en anderen naar verdienden te straffen; en dat zij ter betuiging der goede genegenheid, die ze voor de Republiek , en der agting, die zij, voor braaf volk droeg, bevel had gegeeven, dat men alle mooglijke zorge voor de zieken en gekwetsten zou doen dragen, en der Staaten Schepen , als haare eigene, op haare kosten, doen repareeren; ook dat ze geordonneert had, schenkaadje te doen, aan de Weduwen van dappere mannen, die in den dag gesneuveld waren, op dat anderen daar door mogten worden aangemoedigd, in het toekomende wel te dienen.
De Staaten hadden het nadeel, door de Vloot geleden, niet verdaan, of zij gaven testond last, om veertien nieuwe schepen te bouwen. Ook deed de Koningin van Engeland nog eenige andere uitrusten , behalven die reeds in Zee geweest waren , doch geen dienst gedaan hadden. In minder dan twee maanden, bevonden zig dus de twee Vlooten sterker, dan vóór den slag. Thans werden zij gebruikt ter inscheping van Krijgsvolk, eene groote menigte geschut en allerhande krijgsbehoeften, welke naar Ierland werden overgevoerd.
Na dien tijd, zoverre mij bewust is, is de Luitenant-Admiraal CORNELIS EVERTSEN niet wederom in Zee geweest; maar heeft, tot in het Jaar 1706, zijn leven aan land doorgebragt. Hij overleed in de maand November van dit Jaar, en werd in de Tombe zijner familie bijgezet.
G. BRANDT, Leven van de Ruiter, bl. 401, 483, 500. Leven der Nederlandsche Zeehelden , bl. 585 , enz. Vaderl. Hist. XIII Deel, bl. 206.
VAN LOON, Nederl, Penning Historie , II Deel, bl. 550, alwaar men den bovengemelden Penning vindt afgebeeld. Leven van C. TROMP, bl. 321.
LA RUE , Heldhaftig Zeeland, bl. 150, enz.