Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DOKKUM, HERMANUS VAN

betekenis & definitie

uit zeer aanzienlijke ouders, in de Stad van dien naam geboren, was een man, die zig, van der jeugd af aan, met grooten roem, in alle beschaafde wetenschappen, en ook in de Godgeleerdheid, oefende; waartoe de natuur, als zijnde hij zeer welspreekend, mede het haare toebragt. Eerst Priester te Leeuwaarden zijnde, werd hij ’er naderhand als Opperpastoor van ST.

VITUS aangesteld; in welke waardigheid hij zig, met allen roem en lof, gedroeg. Geduurende zijn leeven, in het jaar 1514, werden eenige van zijne schriften gedrukt, onder anderen eene Verklaaring over de zeventien eerste Psalmen van David. Met den agttienden bezig zijnde, begonnen hem zijne verstandelijke vermogens te begeeven; en kort daarop volgde zijn dood.Zie Oudheden van Friesland, I. Deel, bl, 352.

< >