Predikant te Zutphen, doch meest vermaard geworden in de jaaren 1618 en 1619, in welke Hij één der Scriba’s van de Nationale Sijnode was; bij de Remonstranten zeer gehaat, om dat hij (zo als zij zeiden) met groote partijdigheid tegen hen ingenoomen was, en hunne leere reeds in verscheidene schriften veroordeeld had.
Bij de Gereformeerden was hij, echter, in groot aanzien, wordende, in de XIII Sessie, verklaard en bekwaam gekeurd, wegens de Provintie van Gelderland, tot Overziender van de Nieuwe Vertaaling van ’t Nieuwe Testament. Ook was hij een van die geenen, welke, in de XLIII Sessie van de Sijnode, afgevaardigd werden naar den Haag, om over de ongehoorzaamheid der Remonstranten, zo als hunne weigering, om in alles te voldoen, genoemd werd, te handelen. Na dat, in de CLIII Zitting, de President BOGERMAN, in de Kerk, het gebed en daarna een aanspraak tot de toehoorders gedaan had, trad DAMMAN op den stoel, en las de Voorrede van de Sijnodale Canons en daarna de Artikelen voor, tot zo lang hem de stem begon te verflaauwen; wordende toen door FESTUS HOMMIUS vervangen.
In de CLXVII Sessie ondernam hij het verkorten der Acten uit het Dagregister, waarvan de voltrekking hem, door andere bezigheden, belet werd. In de volgende zitting werd hij aangesteld, om, benevens FESTUS, de gemaakte Liturgie der Kerke natezien. Na het scheiden der Sijnode, trok DAMMAN, met en benevens de Politiken, en eenigen uit de Kerklijken, naar 's Hage, om aan de Staaten volledig verslag te doen van het verhandelde. Inmiddels was hij mede verscheenen, als Gedeputeerde, op de Utrechtsche Sijnode. Deeze waren de voornaamste bezigheden, ten dien tijde door hem verricht. Wat zijnen letterarbeid tegen de Remonstranten aangaat, deze behoort meestal onder de Twistgeschriften van dien tijd.