geboren in ’t Dorp Duivendijke, in Zeeland, in het jaar vijftien honderd een-en-dertig, en opgevoed te Brouwershaven, welke Stad GUICIARDIJN, SWEERTIUS en MIRAEUS als de plaats zijner geboorte gemeld hebben. Den loop zijner studien in de Philosophie voleinde hij te Leuven, in het Collegium Castrum. Zig vervolgens op de Godgeleerdheid toeleggende, heeft hij zelf die in de Abdij van Park onderwezen.
Naderhand werd hij Plebaan van St. Peter, en in 1560 Doctor in de Theologie. Bij de aanstelling der nieuwe Bisschoppen, werd hij met het Bisdom van Leeuwaarden begiftigd, en deed aldaar zijne intrede den 1sten Februarij des jaars 1570. Den 25den van de maand April deszelfden jaars, hield hij het eerste Sijnode, waarvan hij de Ordonnantiën te Leuven deed drukken. Hij bleef aldaar tot in het jaar 1578, in welk jaar hij, door RENNENBERG, gevangen genomen, op het Blokhuis te Harlingen gezet, en, na twee jaaren, gebannen werd. Hij begaf zig toen naar Munster, alwaar hij eenigen tijd als Choorbisschop gesleeten hebbende, zijn leven te Keulen eindigde, op den 15den Februarij 1580, zijnde aldaar begraaven in de Domkerk, nabij het Altaar der drie Koningen, onder een geringen zerk; waarop, echter, naderhand nog een grafschrift, ter zijner eere gesteld is geworden.Bij zijne gevangeneeming werd hij beschuldigd, niet alleenlijk gehandeld te hebben tegen de instructiën van ’s Lands Staaten, maar ook tegen zijne Commissie, hem gegeeven door den Hertog VAN ALVA. De President VIGLIUS wordt gezegd, hem verscheidene maalen berispt, en trouwhertig vermaand hebben, zig toch te gedraagen volgens zijnen lastbrief, en aftestaan van zijn ergerlijk leven. Hij trok tot zig de inkomsten van bijzondere Godshuizen, en sloeg over tot verkoopingen en ontheiliging van Kerkhoven, en andere plaatsen, tot ruste der overledenen geschikt. Om deze en meer andere overtredingen, inzonderheid ook wegens zijne dronkenschap en vuilaartigheid, geraakte hij bij de Prelaaten en het volk in groote veragting. Zo haast de Aartshertog MATTHIAS VAN OOSTENRIJK in het Gouvernement der Nederlanden, met de hem bijgevoegde Raaden van Staat, getreeden was, werd de nieuwe Bisschop door BILLIJ in de gevangenisse gezonden. Deze, gewoon den spot met hem te drijven, maakte hem dronken, en danste dan met hem rondsom de tafel, banken en stoelen.
Uit zijne gevangenisse leverde hij een verzoekschrift aan den Aartshertog over, om een jaarlijks onderhoud te mogen genieten; het welk in handen van de Gedeputeerden der Staaten van Friesland gesteld zijnde, was het antwoord daarop: Tegen de Contracten en onderlinge Accoorden, met de Heeren Staaten en Spanjen, had men al over lang de Privilegiën des Lands met voeten getreeden; boven alle schendingen van hunne Landrechten en Costumen, en boven zo veele lasten, hun een nieuwen Bisschop CUNERUS PETRI opgedrongen, die, in plaatze van zorge voor zijne Schaapen te dragen, zig meer bevlijtigde om gulzig en onkuisch, met verkorting der Geestelijke goederen, te leeven. Om welke en meer andere redenen, hij op bevel van den Aartshertog op het Blokhuis opgesloten was. Dieshalven konden de Staaten het verzochte pensioen niet inwilligen, voor dat hij zou gedaan hebben, behoorlijke rekeninge van zijne Administratie, zo van de inkomsten der Conventen, als van de geheele bediening zijns ampts. Over zulks, of wel zijne Hoogheid hem hadde toegelegt een jaargeld van agt honderd guldens, zo konden zij hem die niet betaalen, voor dat hij behoorlijk de voorschrevene rekening gedaan had.
’t Geen zijne zaak veel verergerde, was, dat hij, tegen het verbod der Hooge Overigheid, in het wijen en kruinscheeren van sommige Prelaaten, Abten en Priesters, Monniken en Klerken, was voortgegaan. Dit hem, door de Commissarissen DOCO en MARTENA, die hij ook verzocht, hem, tot het verkrijgen der jaarwedde, behulpzaam te zijn, voorgesteld zijnde, gaf hij geen ander antwoord, dan, ik ben in handen van Menschen; met bijvoeginge, hij kon dit niet nalaaten, voor dat het hem verboden werd, van dien, die hem de magt in handen gegeeven hadde; oogende op de Commissie, hem door Paus PIUS verleend. De Instructie, daar hij zig naar richten moest, gedagtekend, Brussel den 14den November 1569, ondertekend Duc d'Alba, en daar onder van den Aa, is te vinden, bij WINSEMIUS. Met de verbanning van dezen Bisschop en Kettermeester, nam het Bisdom te Leeuwaarden mede een einde. Bij LA RUE en anderen, vindt men zijne Latijnsche en Nederduitsche schriften gemeld.
Zie REIGERSBERG, Chronijk van Zeeland. WINSEMIUS. HALMA. Oudheden van Friesland, enz.