Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

CHARNACE, HERCULES

betekenis & definitie

Baron van, Afgezant bij den Staat, van wegens den Koning van Frankrijk, in het jaar zestien honderd drie-en-dertig. Kort vóór hem was, met brieven van vrijgeleide van de Staaten der Vereenigde Nederlanden, herwaards gekomen, de beroemde Antwerpsche Kunstschilder PIETER PAULUS RUBENS, onder den tijtel van Secretaris in den Geheimen Raad des Konings van Spanje, met oogmerk, om, van ’s Konings wege, in den Haage, over een Bestand te handelen.

PHILIPS vertrouwde hem dit beter dan eenen anderen; ten minste had hij reden 'er iets goeds van te verwachten: eensdeels, om dat RUBENS een Nederlander was; anderdeels, om dat hij voorheen veel toegebragt had tot de bevrediging tusschen Spanje en Engeland. Franklijk, wiens belang zulks, ten dien tijde; niet gedoogde, zond den Baron CHARNACE herwaards, om een spaak in ‘t wiel te steeken. CHARNACE, die zeer wel onderricht was, dat deze onderhandeling niet naar den zin van Prins FREDRIK HENDRIK was, verzuimde niet om de gemoederen der Landzaaten en voornaamste Regenten, tegen de Spaanschen, optehitzen, spoorende het openen van den veldtogt zo veel aan als doenlijk ware. In het leger komende, gaf hij aan den Prins te kennen, dat de Koning zijn Meester voornemens was, de bedrijven der Staatschen te begunstigen, en een inval in Lotharingen te doen. Deze voorslag was van die uitwerking, dat de onderhandelingen met Spanje afgebroken werden, op den zestienden van de maand December des gemelden jaars; waarna terstond geraadpleegd werd, over een nieuw verbond met Frankrijk. CHARNACE, om de belangen van zijn Hof te behartigen, deed, met den aanvang van het volgende jaar, alles wat de Koning van hem verwachten kon, om de Staaten tot het voortzetten van den oorlog te beweegen. Zelfs zeide hij, dat zijne Majesteit op het punt stond om een inval in de Spaansche Nederlanden te doen. Hoewel Frankrijk niets verrichtte, dan dat het den Hertog van Lotharingen als Leenman, noodzaakte, Nanci te ontruimen, begon men, echter, de onderhandeling met dat Hof, met ernst, ter hand te neemen; hoewel daartoe, tot nog toe, geene andere reden was, dan de vreeze van LODEWIJK DEN DERTIENDEN, dat de Staaten een afzonderlijken vrede of bestand met Spanje mogten aangaan. Want het Verbond met Frankrijk, in het jaar zestien honderd dertig gesloten, moest zeven jaaren duuren; van welken tijd slegts de helft verloopen was.

Dat het deze vreeze alleen was, die den Koning op een nieuw verbond deed aandringen, bleek uit zijnen eisch, volgens welken de Staaten zig verbinden zouden, om niet zonder zijne bewilliging met Spanje te sluiten. Meer dan eens hadden de Staaten, bij dergelijke vordering, te kennen gegeeven, dat zodanige belofte met hunne hoogheid en vrijheid strijdende was.

CHARNACE, om dezen pil te beter te vergulden, beloofde, uit naam des Konings, dat ingevalle de Staaten zig daar toe verbonden, zijn Meester den jaarlijkschen onderstand vermeerderen zou. Om te beter te slagen, gaf hij, in een geheim gesprek, aan den Prinse, die toen nog meer tot den oorlog dan tot den vrede geneigd was, te verstaan, dat ’er, indien de Staaten, in het verzoek des Konings, bewilligden, groote hoop was, om zijne Majesteit tot een openbaare vredebreuk met Spanje te beweegen. ORANJE werd hierdoor overgehaald. Zeeland, ‘t welk voordeel bij den oorlog had, stemde ras om op dien voet te sluiten. ‘t Zelfde deeden ook eenige andere Gewesten. De Regenten, die 's Prinsen wil blindelings gehoorzaamden, dreeven ’er zelfs toe aan.

Nogthans waren ’er Leden, die het bovengemelde bezwaar ter baane bragten, en daarbij in bedenking gaven, waartoe men zig niet al verpligten zou, met te tekenen, van Frankrijks belangen, zonder eenige bepaaling, voortestaan; en zo de oorlog al eens voordeelig ging, of het niet gevaarlijker zoude zijn, aan Frankrijk een magtiger nabuur te krijgen, dan aan Spanje. De meeste Leden stemden ’er voor, op den 24sten Februarij des jaars zestien honderd vier-en-dertig, hoewel door Dordrecht en Amsteldam, ten zelfden dage, op ‘t sterkste daar tegen geprotesteerd werd.

Het kan den Leezer niet onaangenaam zijn, hier te verneemen, hoedanig de Stad Amsteldam hier over dacht. Zij gaf haare denkwijze met deze volgende woorden te verstaan. Zij beschouwde het, als strekkende tot vermindering van 's Lands hooge magt en vrijheid, en tot verbreeking van de besluiten, te vooren slegtiglijk genomen, tegen dewelke men nu met eene meerderheid van stemmen zogt aantegaan: weshalven de Afgevaardigden der Stad betuigen moesten, alleenlijk tot een verdrag met genegen te zijn, wanneer het gesloten werd zonder vermindering van de vrijheid en hoogste magt der Landen, om welke te bekomen, voor dezen, zo veel gedaan en geleden was: oordeelende zij het veel raadzaamer, het voordeel, welk het ontworpen verdrag zoude aanbrengen, te vinden bij buitengewoone middelen, dan ’s Lands vrijheid eenigzints te verkorten. Ook zouden zij niet toestaan, dat men in een zaak van zo veel gewigts, besloot met Meerderheid van stemmen, daar men, in veel mindere zaaken, de gemeene belasting raakende, gewoon was Eenparigheid te vorderen; zo men 'er mede wilde voortgaan, dan betuigden die van Amsteldam, de Vrijheid van het Land, die den voorouderen zo dierbaar was geweest, ten hunnen opzigte, door zulke schandelijke verbintenissen, niet te willen laaten verkorten, en vooral ook geen deel te willen hebben aan de onheilen, die uit zulk eene vermindering van 's Lands Vrijheid en Gerechtigheid te wagten waren: van welke hunne verklaaring zij begeerden, dat openlijk aantekening gehouden werd. De Edelen en eenige Leden en Steden vorderden, dat Amsteldam en Dordrecht hunne Protesten te rug namen, zonder dezelven in de Notulen te doen infereeren; waartoe zij ook eindelijk bewilligden.

Daarop volgde het sluiten van het Verdrag met Frankrijk, op den 15den van de maand April, voor den tijd van zeven jaaren. Aan den eisch des Konings was, echter, slegts in zeker opzicht voldaan: Want de Staaten verbonden zig alleenlijk, om binnen zekeren tijd geheel niet, en in zeker geval niet dan te gelijk met den Koning te zullen sluiten. Men verbond zig ook niet, zonder eenige bepaaling, tot het breeken met Spanje, indien Frankrijk ’er door aangevallen werd. Geen bewijs heeft men, ondertusschen, dat Amsteldam in het verbond bewilligd heeft; maar wel in het verbond, in ‘t volgends jaar gemaakt, wegens het voeren van den openbaaren oorlog, door Frankrijk en den Staat, tegen Spanje; in de verwachting van welke men zig deerlijk bedrogen vond. De schuld hier van kon, evenwel, niet geheel aan Frankrijk worden toegeschreven: want, in het jaar zestien honderd zes-en-dertig, werd het geld zo schaars naar het Leger gezonden, dat de Prins VAN ORANJE zeide, het rapier wel te mogen nederleggen, zo men geene middelen tot het voeren van den oorlog verschaffen wilde; waartegen de Staaten klaagden, dat de lasten te zwaar waren, en dat het beleg van Schenkenschans hen bijna buiten adem gebragt had. Geen wonder dan, dat men, in Holland, zo dra de legers gescheiden waren, tot afdanking wilde besluiten. Doch CHARNACE wist zo veel op den Prins en zijne gunstelingen te bewerken, dat dit besluit niet in ‘t werk gesteld werd.

De Baron VAN CHARNACE, schoon Ambassadeur van LODEWIJK DEN DERTIENDEN bij dezen Staat, gebood, echter, een Regiment Franschen, in dienst van den Staat; in welken dubbelen rang hij tegenwoordig was bij het beleg van Breda (1637), alwaar hem het lot des oorlogs trof; hij werd, in den aanval op een hoornwerk, met een musketkogel, doodgeschoten.

Zie het Leven van Fredrik Hendrik, en AITZEMA, I en

II Deel.

< >