Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BOREEL of Borel

betekenis & definitie

een der oudste, edelste en voortreffelijkste geslachten van Europa, door veele uitmuntende mannen van Staat en Oorlog, in Vlaanderen, Holland, Zeeland en andere Provintiën vermaard, gesprooten uit den alouden doorluchtigen stam der Graaven van Barcelona, Prinsen van Catalonie, van wier nazaaten eenigen 't Rijk of Hertogdom van Bourgondien, zedert den jaare 1078, anderen ’r Rijk van Aragoni, anderen van Portugal, hebben bezeten.

De regeerende linie van Bourgondie is in den jaare 1361, de koninglijke Aragonische in 1412 uitgestorven. N. BOREL was, in de jaaren 799 en 806, een voornaam Krijgsoverste in dienst van Koning LODEWIJK DEN VROOMEN. WILFRED of WILFRIED BOREL, zoon of neef van den voorigen, was, onder dien zelfden Koning, naderhand Keizer, omtrent den jaare 839, Graaf van Barcelona of Catalonie, vermits het grootste gedeelte van dat land onder Barcelona behoorde. Zijn zoon WILFRID DE TWEEDE, Graaf van Catalonie, trouwde een dochter van BALDUIN, Graave van Vlaanderen. Zijne nazaaten hebben ’t Graafschap Catalonie verscheidene eeuwen na elkanderen bezeten.

HUGO CAPET, Koning van Frankrijk, gaf aan eenen dezer Graaven, in een brief van den jaare 983, den tijtel van Markgraaf, (Borello Marchioni); zie FRANÇOIS DIAGO, in zijne Historie der oude Graaven van Barcellona, en de andere Catalonische Schrijvers, gelijk ook MARIANA, TARAPHA, MARINEUS, SICULUS, ZURITA, TOMICH, enz. De stam der Graaven van Barcelona of Catalonie, van den huize BOREL, verspreidde zig in verscheide liniën.

Een derzelven beklom den throon van Aragoni; heeft dat Rijk twee Eeuwen geregeerd, en is, gelijk gezegd is, in den jaare 1412 uitgestorven. De Schrijvers getuigen, dat in de tiende en volgende eeuwen de kinderen van de oudste, dat is, de regeerende linie, door hunne oomen, meer dan eens uit den zetel geligt, en genoodzaakt werden, naar andere landen te vluchten. Eenige derzelver hebben zig, in die tijden, in Frankrijk, Bourgondie, Napels en Sicilië verspreid. Een telg van hetzelve voert nog heden den naam van BOREL, in Italië.

ODO of EUDES DE EERSTE, Hertog van Bourgondie, in den jaare 1103, den 23sten Maart, in Silicie gestorven, was van vaders kant uit de gemelde Graaven van Catalonie, en van moeders kant uit de koningen van Frankrijk gesprooten; waarom deze Stam der Hertogen van Bourgondie bij de Fransche Schrijvers de Koninglljke stam genoemd wordt. Hij, zijn broeder en zijn zoon HUGO DE TWEEDE voerden den toenaam BOREL. Zijn broeder HENRIK was stamvader der Koningen van Portugal. Zie DU CHÈNE, in zijne Historie der Hertogen van Bourgondie.

BERENGARIUS BOREL, uit de Bourgondische linie, begaf zig, in den beginne der veertiende eeuwe, na de Nederlanden, diende LODEWIJK, Graave van Vlaanderen, in den oorlog, en werd gemeenlijk de Bourgondiër bijgenaamd. Hij had, bij AGNES VAN BIERBISY, eenen zoon, ENGUERAND genaamd, Raad of Staatsdienaar van dien zelfden Graave. Deze had, bij zijne huisvrouw PHILIPPE VAN AXEL, eenen zoon, JOHAN genaamd, bezitter van veele aanzienlijke goederen te Enguien, Yperen, Cortrijk, Doornik en Gent. Hij noemde zig JOHAN BOREL VAN AXEL, uit hoofde van zijne moeder; hij had, bij zijne huisvrouw HENRIETTE DE LE HOIJE, twee zoonen, RAIMOND en RUFFELAAR.

RUFFELAAR stierf in den jaare 1443. Zijne huisvrouw was PETRONELLA VAN SENECHAL, uit een oud adelijk geslacht te Gend, van alle de voornaamste edelen dier Stad vermaagschapt. De grafstede van RUFFELAAR BOREL is nog heden in die zelve stad, in de kerk van St. Baaf, te zien. Zijne nazaaten hebben over de honderd jaaren in Vlaanderen gewoond, eerst te Gend, en daarna te Sluis. Zijn zoon JORIS had eenen zoon, JACOB genaamd. Deze had, bij zijne huisvrouw BARBERA VAN DER MOERE, eenen zoon, JAN genaamd, Pensionaris van der Mude en Waterrecht, in den jaare 1553 gestorven, en bij zijne ouders te Sluis begraven.

JAN had, bij ANNA SCHEUTING, eenen zoon, PETER genaamd, die te Middelburg woonde. Deze omhelsde de Protestantsche religie, en vluchtte deswegen, in de Spaansche vervolging, met achterlating van alles wat hij in Zeeland bezat, naar Engeland, daar hij in 1560 stierf, en is te Norwich begraaven. PETER had drie zoonen; JACOB, die volgt; JAN en PETER. Deze keerden naar de Nederlanden, en dienden, in den jaare 1574, onder WILLEM DEN EERSTEN, Prinse van Oranje, in het beleg van Middelburg.

JACOB, Heer van Duinbeeke en Westhoven, in den jaare 1602, Kolonel van een Regiment te voet, diende in die hoedanigheid in het beleg van Sluis; ging vervolgens te Middelburg woonen; bekleedde de aanzienlijkste bedieningen; was, in 1598, en vervolgens meermaalen, regeerend Burgemeester, President ter vergaderinge der Heeren Staaten Generaal te Bergen op den Zoom, op het sluiten van ’t Bestand met Spanje, in 1609; Buiten-Rekenmeester van Zeeland, en in den jaare 1618 Ambassadeur van den Staat bij JACOB DEN EERSTEN, Koning van Groot-Brittannie, die hem tot Ridder-Baronet verklaarde. JACOB BOREL, nu naar de Nederlandsche uitspraak BOREEL, is, in 1636, in den ouderdom van vier-en-tagtig jaaren overleeden, en te Middelburg begraaven. Hij had, uit twee verscheidene huwelijken, agt kinderen.

Zijn oudste zoon JAN heeft het geslacht in Zeeland voortgeplant. WILLEM, een der jongste zoonen, in 1628 Pensionaris der Stad Amsteldam (zie beden van WILLEM een bijzonder Artikel) had, bij zijne huisvrouw JACOBA CAREL, drie zoonen en eene dochter, MARIA genaamd, zijnde getrouwd met den Marquis VAN RESSENT, Lieutenant-Generaal van de Ruiterij, in dienst van den Koning van Frankrijk, in 1718 overleeden. De oudste zoon was JAN. Heer van Vrendijke, Steeland, enz. Ruwaart van Putten, Lieutenant-Kolonel en Kommandant van den Briel en Helvoetsluis; Gedeputeerde op de Vloot, in den oorlog tegen de Engelschen; en in den jaare 1672, Ambassadeur bij KAREL DEN TWEEDEN, Koning van Groot-Brittannie; hij had, bij zijne huisvrouw AMARANTHE, drie zoonen, waarvan HADRIAAN Chef d’Esquadre in dienst van den Koning van Portugal was.

De tweede zoon van WILLEM was JACOB, Heer van Duinbeke, enz. geboren den eersten Maart 1630. In 1664 was hij Ambassadeur van den Staat bij den Czaar van Groot Rusland, en 1678 Buitengewoon Gevolmagtigde te Brussel en op de onderhandeling te Nijmegen. Na den vrede ging hij, als eerste Ambassadeur, naar Frankrijk, keerde in den jaare 1680 naar Holland, en werd, wegens de Stad Amsteldam, Gedeputeerde in het Collegie der Gecommitteerde Raaden van de Staaten van die Provintie. Hij was vervolgens elf jaaren lang Hoofd-Officier; viermaalen Regeerend Burgemeester van die stad, en eindelijk, in 1697, eerste Ambassadeur en Plenipotentiaris van den Staat op de vredehandeling te Rijswijk, daar hij, den 21sten Augustus deszelfden jaars, kort vóór het sluiten van den vrede, waartoe hij van zijnen kant niet weinig toebragt, is overleden. De Staaten wilden hem, die, naar het voorbeeld van zijnen vader, zulke uitstekende diensten aan het gemeen had beweezen, ook dezelfde eer aandoen. JACOB werd, even als zijn vader, op kosten van den Staat, ten blijke van bijzondere erkentenis, met dezelfde stoet en staatsie van Gedeputeerden van alle Provintiën, op den 4den September in ’s Gravenhage begraven.

Hij had, bij zijne huisvrouw ISABELLA COIJMAN, Vier zoonen en drie dochters: BALTHAZAR, Schepen en Raad der Stad Amsteldam, Bewindhebber van de Oostindische Compagnie; WILLEM, President Schepen derzelfde stad, en Bewindhebber van de Westindische Compagnie; JACOB, Postmeester, en JOHAN HIERONIMUS, Secretaris van Amsteldam; MARIA, weduwe van JOHAN DEUTZ, Heer van Assendelft, Assumburg, enz. JACOBA, Weduwe van MATHIAS BOUDAAN COERTEN, Schout bij Nacht in dienst van den Staat; ISABELLA SOPHIA, getrouwd aan WILLEM HENRIK, Baron van Imhof, Geheimraad van den Vorst van Oostfriesland, en Drost van Lieroort, een aloud adelijk vrijheerlijk geslacht, door veele uitmuntende mannen vermaard; zie 't Art. IMHOF.

De kinderen uit dit huwelijk scheenen de verdiensten dezer twee geslachten in hunne persoonen te vereenigen; zo vroegtijdig groot en ongemeen zijn de stappen, met welke de twee zoonen van WILLEM HENRIK IMHOF en ISABELLA SOPHIA BOREEL den roem van vaders en moeders voorouders nastreefden.

De oudste, ANTHONI LODEWIJK, heeft, in 1716, op zijn elfde jaar, een treffelijk Latijnsch gedicht op den Aartshertog VAN OOSTENRIJK, toen geboren, gemaakt; en op zijn twaalfde een dispuut gehouden de aequilibrio Europa, over de balans van de macht van Europa: eene stoffe, die ’t rijpste oordeel en doorkneede kennis der verhevendste wetenschappen schijnt te vooronderstellen. Zijn jonger broeder, jongeling van geen mindere verwachting, was Opponent in dit dispuut, dat zo wel als het gedicht door den druk het licht ziet. Beide de broeders deeden, in het volgende jaar 1717, op het Hof, in het bijzijn van den Regeerenden Vorst van Oostfriesland, tot verwondering van alle de toehoorderen, een sierlijke Latijnsche Oratie, op de tweede eeuw der Reformatie.

Van de ouder zoonen van JACOB, in den jaare 1636 gestorven, die in Zeeland bleven, is JAN geweest Secretaris, daarna Raadpensionaris der Staaten van Zeeland, en eindelijk Baljuw van Middelburg. Verscheide andere van JACOBS nazaaten hebben aldaar de voornaamste eer- en regeeringsampten bekleed, van welken eenige bij SMALLEGANGE genoemd zijn.

< >