eertijds Bonna genaamd, een plaats voorheen in Neder Germanien, en nu tot het Aartsstift Keulen behoorende, is door verscheidene gebeurtenissen berucht geworden. TACITUS verhaalt, in het IV Boek zijner Historiën, 19 en 20 Hoofdst. hoe CIVILIS aldaar het leger der Batavieren verzameld hebbende, den Romeinen eene zwaare nederlaag toebragt.
In het 25 Hoofdst. spreekt hij van de muiterij, die onder de keurbende, aldaar in winterleegeringe liggende, tegen HORDEONIUS ontstond, beschuldigende hem als de oorzaak van het verlies dat zij geleden hadden. In het 62 Hoofdst. verhaalt hij de bespotting van het graauw tegen de keurbenden. In het 77 Hoofdst. de drift van CERIALIS, toen de Romeinen andermaal geslagen en gevloden waren; en in het 22 Hoofdst. hoe CERIALIS van de Germaanen belaagd, en aldaar bijna gevangen was; alle zaaken, die wij op het Art. van de BATAVIEREN en hunne oorlogen vermeld hebben, en op dat van CIVILIS nader beschouwen zullen. Bon werd mede vermaard in het jaar 921, door de vredehandeling van KAREL, Koning der West-Franken, en HENRIK, Koning der Oost-Franken. KAREL bleef aan de slinker, en HENRIK aan de rechterzijde van de rivier; dus zij elkander aanschouwden, en ook vriendschap beloofden. Doch op den 7den van de maand November staken zij elk met een schip van den oever af, tot in het midden van den stroom, traden in een derde, dat daar voor anker lag, en bevestigden in hetzelve hun verbond van vriendschap. Wat voordeelige verandering de overwinning van Bon (1673), door WILLEM DEN DERDEN, in den toenmaaligen benarden staat der Nederlanden maakte, zullen wij elders gelegenheid krijgen te ontvouwen.