Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BACHERUS, Wolfert

betekenis & definitie

een der Klerken van den Randpensionaris JOHAN DE WITT, en tevens een van hun, welke dien Heer verzelden, toen hij met mannenmoed naar de Gevangenpoort ging, om, zo als hij dacht, zijnen Broeder van daar te haalen. Na een weinig aldaar vertoefd te hebben, werd BACHERUS door hem gezonden, om een afschrift van de Sententie tegen den Ruwaard te haalen.

Het ontsteld gelaat en de wankelende gang van BACHERUS bragt hem in een groot gevaar: want daar door trok hij de oogen van ’t Graauw tot zig; en naauwlijks eenige treden gevorderd zijnde, begon het geroep, zie daar een Klerk van den Verrader, die alle zijne geheimen weet. Veelen wilden hem te lijf; doch de vreeze deed BACHERUS zijne schreden verdubbelen; hij ontkwam daardoor het nakende gevaar, en vond, toen hij met de Sententie kwam, het Hof en alle de toegangen zo opgepropt, dat het hem niet mogelijk was te rug te keeren, al ware hij nog eens zo stout geweest; ook zal de vreeze hem zekerlijk belet hebben, daar toe veel moeite aantewenden.Zie Gedenkstukken van 1672, in 4to, bl. 45.

< >