Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ASCHEBURKIUM

betekenis & definitie

een stad, waar van TACITUS melding maakt, zeggende, dat de Bataven of Batavieren, onder CLAUDIUS CIVILIS, aldaar de winterlegering eener Romeinsche Ruiterbende hadden overvallen. Sommigen zijn van gedachten, dat dit Ascheburg omtrent Xanten zoude gelegen hebben; onder deeze is JUSTUS LIPSIUS geen van den minsten.

E. NEANDER, een man mede niet onkundig, houdt het voor een Stad, in het Westerdeel van Frankenland, aan de rivier de Main, halverwegen Frankfort en Wertheim. Dan, dit waar zijnde, zou CIVILIS, de zijnen buiten de grenzen des Batavischen Eilands gevoerd hebben. GUICIARDIJN houd ’er Doesburg voor; anderen Duisburg, tusschen Wezel en Dusseldorp; wederom anderen neemen ’er voor Assenburg bij Assendelft, Maar dan ware het geen stad, maar een sterkte geweest, daar naderhand eerst een Kasteel bij gebouwd is; zie ASSENBERG. Wij moeten ons vergenoegen, daar wij geen zekerheid kunnen geeven, de verschillende gedachten bij te brengen. Meermaalen hebben wij ons, in dergelijke gevallen, van het oordeel van den Heer ALTING bediend. Wat deeze plaats aangaat, hij zegt ’er dit van.„Onze Landlieden (het zijn zijne woorden), die de vlakke landen bewoonen, noemen de dorre velden, die tot goede bouwlanden gemaakt zijn, van oudsher Esch, en Esschen, en sommige, zonder eenige blazinge, en daarenboven, de E in A veranderd hebbende, ESSEN, DUITSCH-ASSEN, van welke woorden bijna ontallijke plaatsen, in Duitschland en Nederland, haaren naam gekregen hebben, als onder andere Asscheburg of Asburg; waar voor de Latijnen en Grieken Asciburgium geschreeven hebben, doch alleen maar van twee plaatsen aan den Rhijn, waar van de eene gelegen is, op den Gallischen Oever, tusschen Nivesium en Vetera, van welke plaatsen Tacitus, en de Reiskaart van Peutinger gewag maken; de andere legt op de Germanische Oever, tusschen Vetera en Batavodurum, waar van niemant buiten Ptolomeus melding maakt, ten ware men dagte, dat op dit Oever-Rijnsch Asciburgium beter zoude passen, het geen Tacitus misschien uit de oude gezangen der Germaanen heeft wille verhaalen, doch niet verzekeren.

„Immers Ptolemeus steld Asciburgium, aan den ooskant van den Rhijn, en wel van die kil van den Rhijn, die door het oosterlijke gat, of dat van het Vlie, uitloopt.

„Doch als men op het onderscheid van de lengte en breette acht geeft, legt het van de stad Batavodurum of Batenburg, 18000 schreden (dat is zes uuren gaans) af, ter plaatse daar de Graft van Drusus begint; waar uit noodzaakelijk moet volgen, dat Asciburgium, wel eer gelegen heeft, aan deezen, tweeden uitsprong, van den Rhijn, dewijl het is geweest, aan de overzijde van de rechter Kil, en niet meer, dan 18000 schreeden van Batavodorum, dat aan de Maaze legt. Hedendaagsch is in dien hoek een Parochiedorp genaamt Westervoort (hier mede stemt overeen het geen de Schrijver van de Staat der Nederlanden zegt, derde Deel, bl. 410).”

Die zelfde Schrijver in zijn Vaderl. Hist. 1ste Deel, bl. 141, zegt in van Aant. Asciburgium moet derhalven op den weg tusschen Zanten en Gelb gelegen geweest zijn; welk gevolg door hem uit zijn verhaal getrokken word, als hij gezegt had.

„CIVILIS, daarna een deel zijner troepen bij zig houdende, zondt de oude Bativische Benden, en ’t geene hij van Germaanen bij derhand hadt, onder de Hoofdluiden, Julius Maximus en Klaudius Victor, den Zoon zijner Zuster, tegen Vokula en zijn heir, 't welk te Gelduba lag. In ’t doortrekken, sleepten zij de winterlegering weg, van eene Vleugel, die te Asciburgium gelegerd was.”

HALMA en de daar bij aangewezene Schrijvers. Zie verder WAGENAAR, ter gemelde plaatse.

< >