Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ARNEMUYDEN of Aernemuijden

betekenis & definitie

bij verkorting Armuijden, een der smalle Steden van Zeeland, in vroegere tijden een voortreffelijke Stad, gelegen op de Oostkunst van het Eiland Walcheren, doch klein en slegt bewoond. Echter moet men, in de beschrijving van deeze plaats, onderscheid maaken tusschen Oud en Nieuw Arnemuijden.

De naam wordt afgeleid van het water d'Arne, dat van Middelburg afloopt, en van daar zijnen uitgang neemt; als mede van de Muijden, of Muijd, betekenende, in de oude taal des Lands, een Kasteel, Slot of Sterkte. Dus zou de zamenvoeging dier beide naamen hedendaags kunnen zijn, Arne Burgt, Arm Slot, of Slot aan, of op de Arne. Thans is Arnemuijden in Arnemuijden niet meer te vinden.

Oud Arnemuijden was eerst een Dorp, ’t welk zodanig toenam, dat het, in ’t jaar 1288, tot een Stad werd, die spoedig, door de bekwaamheid van de Ree, volbouwd werd; aldaar plagten ook, uit alle gewesten, veele Schepen aan te komen; zijnde Middelburg te dier tijd nog niet dan een Wiel van een Haven, en de neering of koophandel op vere na zo groot niet als te Arnemuijden. Ofschoon de Heer REIGERSBERG, in zijne Chronijk van Zeeland, het slegts een schoon Dorp noemt, ontziet MARTINUS ZEILERUS zig niet te zeggen, dat de Haven van Arnemuijden de voornaamste van Europa geweest is; gelijk ook GUICIARDIJN zegt, dat ze door geheel Europa vermaard was; leggende de bewooners zig vlijtig toe, om dezelve door den aanbouw van Huizen, enz. te verfraaijen, en het verblijf des te gemaklijker en aangenaamer te maaken; bestaande gemelde bewooners uit een menigte van rijke Kooplieden.

Dan deeze plaats heeft, met meer anderen, het lot ondergaan, van eerst ten deele, daarna geheel weggespoeld te worden; en wel zodanig, dat ’er thans niets van te vinden is, zelf niet waar dezelve geweest is. ’Er zijn ’er, die meenen, dat Arnemuijden gelegen is geweest, tusschen de Haven van Middelburg en Nieuw Arnemuijden, op de plaat tusschen St. Joosland en de rechte spuij van Arnemuijden, zo als die nu legt; anderen zoeken het, niet verre van Nieuw Arnemuijden, en zeggen, dat het voorzien was met een Kasteel of burgt, de verblijfplaats der Heeren van Arnemuijden, oude en aanzienlijke Ridders in Zeeland.

Na de voornaamste en laatste inbraak 1438, deed GILLIS van Arnemuijden, Eigenaar of Grondheer van de oude Stad, zijne burgers, om hen voor een zwaaren overval van de zee te beveiligen, daar uit trekken naar den Dijk, alwaar nu Nieuw Arnemuijden gelegen is; welke dijk door J. VAN REIJGERSBERG, de Oostdijk van Middelburg genaamd is, zijnde, volgens BOXHON, voor deezen bekend bij den naam van Oosthoek. Door middel van de goede gelegenheid, behield dit Nieuw, liggende dicht bij het Oude Arnemuijden, den voorigen bloeijenden Koophandel. Die van Middelburg, niet zonder reden beducht, dat hunne burgers, naar dit zo zeer toeneemende Dorp, met der woon mogten trekken, zochten een middel ter verhoeding daar van.

Zij, hun voordeel door het nadeel van anderen bejaagende, kochten, van PHILIPS VAN BOURGONDIEN, Heer van Beveren en Ter Veer, in het jaar 1493, Arnemuijden, met de geheele Ambachts-Heerlijkheid, zijnde een Leen van de Graaflijkheid van Zeeland. Men kan vermoeden, dat zij toen alles in het werk stelden, om den aanwas dier plaatze te besnoeijen; doch de bekwaame legplaats, de behoorlijke diepte en veiligheid voor de aankomende Scheepen, was een al te sterke steun voor Arnemuijden. Doch nu, de eigendom van Zeelands Hoofdstad zijnde, moest het zig afhanglijk erkennen; men belaste ieder persoon, jaarlijks, met één schilling, aan die van Middelburg te betaalen, ter onderhouding hunner Altaaren, ’t zij dat hij in het Gild van Kramers, Tappers of anderen zijn mogt. Daarenboven moesten deeze Gilden, beurt om beurt, ieder jaar, in de Westmunster Kerk, op eigen kosten, het H. Kruis op- en afstellen. Wijders waren de drie Schutterijen van Arnemuijden nog gehouden, op de gewoone jaarlijksche Processie, met hun geweer, Trommelslagers en Pijpers te verschijnen.

Onder de Nederlandsche Beroerten tegen Spanje, en toen Vlissingen ALBA vaarwel gezegd had, begonnen de Arnemuiders zig mede te beweegen, en bij de Vlissingers te voegen. Ook werd het, hier en daar, met eenige Schansjes versterkt; doch dit kwam hun duur te staan; want ALBA zond terstond eenig oud en ervaaren krijgsvolk, naar het Eiland Walcheren, die Arnemuijden allereerst aantastten, de plaats vechtenderhand innamen, en aldaar veele Burgers en Bezettelingen ellendig deeden omkomen; plonderende alles wat hun te vooren kwam. Kort daarop werd het veroverd door Prins WILLEM, die dit Vlek, met Vestingwerken, deed versterken, tot een Stad verhief, en ook, in het jaar 1574, van Middelburg bevrijde, voorziende hetzelve met schoone Voorregten en Handvesten.

De schade, die de Arnemuijders, door ALBA, geleden hadden, deed den opbouw der geruineerde huizen, in den beginne, traaglijk voortgaan. Dan na verloop van eenige jaaren, herwon de Stad genoegzaam haaren voorigen luister. Gelukkig zo de bewooners den zegen, dien zij genooten, recht gebruikt en erkend hadden! Doch, in plaats van behoorlijke erkentenis en dankbaarheid, sloegen ze over tot alle dartelheid en ongebondenheid; waarop, ter hunner rechtvaardige straffe, het water, dat hun zo veel voordeel had aangebragt, in eene droogte veranderde; en daar mede hunne weelde in droefheid en smarten. Gelukkig, indien hunne ramp tot een waren spiegel voor anderen mogt gediend hebben, of dit verhaal daar toe nog dienstig mogt zijn! Hun bloeijende Koophandel verliep, vermids ’er geene Schepen konden naderen; ja de kleine vaartuigen, op sommige plaatsen, zelfs geen diepte genoeg vonden. Wenschelijk ware het dat mijne stadgenooten hier bij in aanmerking wilden neemen, wat Amsteldam te duchten heeft, zo de aangewende poogingen, om de genoegzaame diepte van het Y te bewaaren, niet wel slaagden; dat zij na wilden gaan, of de Arnemuijders zig meer in gemelde ondeugden kunnen verloopen hebben, dan veelen van ons.

Beschouwt men Arnemuijden, toen het, bij deszelfs welstand, meer bewooners had, dan zijne muuren konden omvangen; heden zal men het weinig bevolkt vinden. De diepe en veilige Ree in eene verlanding verwisseld zijnde, heeft den val en ondergang der voornaamste en meeste huizen bewerkt. Alleenlijk is de Kerk nog een schoon gebouw, gelijk ook het Stadhuis bezienswaardig is. De Panneering is ’er thans de voornaamste handel.

Dus hebben we gezien, dat Oud Arnemuijden zijnen ondergang door de Zee, en ’t Nieuwe door verlanding bekomen heeft; waar bij het ons gelust, ter naspooring van deeze veranderingen, nog een weinig stil te staan.

Nevens Arnemuijden was een groote diepte, en krachtige Ebbe uit de Schenge, die begon op te houden, om dat het land, daar de Pict op plagt te staan, aan het Eiland Wolfaartsdijk vast zijnde, begon afteneemen, en daarentegen eene plaat, bij de Schippers Groot Kanarien genaamd, aan de zijde van den Kraaijer en Zuidbeveland, begon aan te wassen. Natuurlijk moest deeze droogte de Eb stoppen, en dwingen om het Veergat uittevallen; waar door dan ook de verlanding, aan de andere zijde van Arnemuijden, moest veroorzaakt worden.

Laat ons zien, wat de nijvre BOXHORN hier van zegt, in zijn Chronijk van Zeeland.

„Dat, met insteeken van verscheide Landen en Polders in Vlaanderen, die met vloeden zo veel waters ingetrokken hebben, wanneer de Ebb van deeze Hont of de Westerschelde, die te vooren langs den Vlaamschen kant in zee viel, tegen Walcheren uitgeloopen is, afneemende voor Rammekes zeekere plaat, Natgat geheeten; welke Achterebbe met haare vuiligheid, en het afgenomen landt van het Natgat, door den, voorvloet, in de bogt van Arnemuijden is ingeworpen, zonder dat het verder heeft konnen gedreeven worden, aangezien, de vloedt, komende nevens Ter Veere, het zelve verhinderde: en, met der tijd geheel droog geworden, zijn ’er verscheide middelen aangewend om een Kille nevens Arnemuijden te behouden: Dus heeft men in den jaare 1615, 1616 en 1617 eene Kille door de Lemmers gedolven: men heeft toen ook een schip het Diepschip genaamd, gebruikt, dat door konst was gemaakt, en eenig zand kon uit den grond haalen; maar te vergeefsch gebruikt.”

Zie verder BOXHORN, Chronijk van Zeeland, pag. 270-272.

Door deeze vernietiging der Ree van Nieuw-Arnemuijden, is Middelburg tot een aanzienlijke Koopstad aangewassen. Intusschen blijft het zeker, dat, hoe bloeijende dit Arnemuijden als een Stad, geweest zij, het, als Dorp, grooter van begrip was, en uit meer Huizen bestond, dan na dat het bemuurd was; waar van men de bewijzen vind in de Kelders en Regenbakken, die aldaar, bij het graaven, nog ontdekt worden; de maat en bepaaling, die men gewoonlijk, in het versterken van Steden, houd, zal daar van de oorzaak zijn.

Deeze plaats was, in haaren bloeijstand, vervuld met bewooners uit allerleije volken, als Spaanschen, Franschen, Nederlanders en inzonderheid Oosterlingen, die blaauwe bijltjes droegen, messen op hunne hoeden staaken, en bloote degens achter zig fleepten; ’t geen zo veel wilde zeggen, als die vechten wil, kom maar aan; welke stoutheid veele moorden en doodslagen veroorzaakte; te meer, naar maate de Justitie ’er slap was, of onmagtig om het kwaad te weeren.

De aanvang van het jaar 1582 deed Arnemuijden zidderen, door het geweld van eenen vervaarlijken stormwind. De voorgevel der Kerk storte neder; het dak werd van boven opgeligt, en buiten op van de leijen beroofd; de Toren dermaate beschadigd, dat ze afgenomen en vernieuwd moest worden. De middelen, welke men tot herstel zou hebben kunnen gebruiken, waren ter voortzetting van den oorlog tegen Spanje gebezigd, of verkocht of verpand. Dus moest men nieuwe belastingen zoeken; en die vond men, door een Impost op Wijn en Bier, die door alle de ingezetenen moest betaald worden.

Van het Oude-Arnemuijden vindt men geen vroeger gedenkteken, dan van 1288, in eenen Brief van Hertog JAN van Lotharingen, Braband en Limburg, van deezen inhoud: „vermids Floris den Vden, Graave van Holland enz. voorgenoomen had twee Steden te maaken, de eene te Brijdorpe, op het Eiland Schouwen; de andere te Arnemuijden, op het Eiland Walcheren zo vergunde hij (Hertog Jan) ter beede van gemelden Graave Floris, zijnen Bloedverwand, de Inwoonders der gemelde plaatsen, Brijdorp en Arnemuijden, de vrijheid van geene tollen in alle zijne landen Lotharingen, Braband en Limburg te betaalen.”

In het jaar 1370 heeft HAQUIN, Koning van Noorwegen, die van Arnemuijden zonderlinge voorregten gegeeven, dienende ter bevordering van hunnen handel en vaart, op en in zijne Noordsche landen. Wij hebben reeds gezegd, dat Nieuw Arnemuijden, vóór deszelfs verlanding, niet min bloeijende was dan het Oude; ten naderen bewijze daar van zou men ’er nog kunnen bijvoegen, dat de Oostindische Schepen de Leeuw en de Leeuwin in de dokken van Arnemuijden gekalfaterd zijn. Doch van al die grootheid is thans niet meer overig, dan naauwlijks twee Gemeten lands, daar het voorheen, omtrent het jaar 1300, twee-en-dertig zulke Gemeten besloeg.

De gesteldheid, ja zelfs de naam van de Provintie Zeeland, of Zee en Land, toont zo veel onzekerheid aan (wijl het geen nu land is, voortijds water was, en ’t geen water was, weder land geworden is) dat het niet onmogelijk is, dat Arnemuijden wederom eens tot deszelfs voorigen luister zou kunnen geraaken.

GUICIARDIJN geeft een uitrekening op van de ligging van Arnemuijden, als van Calais 23, Londen 42, Dieppe 54, Rouaan 71, Brest 125, Rochel 194, Finis Terrae 270, Lisbon 380, Cadix 480, Sivilien 500, Mallega 540, Madera 480, Canarische Eilanden 520, Livorno 780 Zeemijlen; en van Arnemuijden tot Breemen 83, Hamburg 105, de Sond in Denemarken 180, Dantzig 254, Revel 335, Nerva 365 Zeemijlen; ieder Zeemijl gerekend ter grootte van een Spaansche Mijl, waar van ’er 17 en een half in een Graad gaan; dus een tweede deel of een half kwartier uurs meer, dan 20 in eenen Graad of een uur gaans.

De Regeering aldaar bestaat thans in eenen Baljuw, twee Burgemeesters, vijf Schepenen, vijf Raaden, eenen Pensionaris, en eenen Secretaris, van welken jaarlijks één Burgemeester, en de helft der Schepenen, dat is het eene jaar twee en het andere jaar drie afgaan; in wier plaatsen, bij de Staaten van Zeeland, uit eene benoeming van de Magistraat, weder anderen gekoozen worden. Doch de Baljuw wordt door gemelde Staaten aangesteld.

In ’t jaar 1586 werd aldaar geboren de geleerde JOOS VAN LAAREN; ook word gezegd, aldaar overleeden te weezen, de vermaarde HADRIANUS JUNIUS. De Gereformeerden worden ’er bediend door éénen Predikant. Tot besluit moeten wij den minkundigen waarschuwen, dit Arnemuijden niet te verwarren met een andere plaats van dien naam, gelegen in Vlaanderen.

Zie BOXHORN, Chronijk van Zeeland; SMALLEGANGE; de Vuurige Kolom; GUICIARDIJN; HOOFT; BOR, enz.

< >