was van geboorte een Engelsman, en had zijn Vaderland, om de geschillen met de Episcopaten, verhalen. Hij werd te Franeker, in ’t Jaar 1622, gepromoveerd, door SIBRANDUS LUBERTI, tot Doctor in de Godgeleerdheid, en vervolgens in die zelfde Stad Hoogleeraar.
Een bijzonderen afkeer betoonde hij tegen de Scholastike Filofosie. De Roomschgezinden en Remonstranten vonden in hem een hevigen tegenkanter, zo wel terwijl hij te Franeker woonde, als naderhand te Rotterdam, alwaar hij, in ’t jaar 1633, overleed. Zijne Werken beslaan elf deelen.Zie BENTHEIM, Kerk en Schoolgaat, bl. 296.