Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

AMAMA, SIXTINUS

betekenis & definitie

was Hoogleeraar in de Hebreeuwsche Taal, aan de Hooge School te Franeker; een Man, die, in zijnen tijd, den naam had van zeer ervaren te zijn, en een Leerling was van den vermaarden DRUSIUS, en daarom te meer in achting. Die van Leiden zogten hem, met alle kracht, van Franeker, ter plaatsvulling voor ERPENIUS, tot zig te trekken.

AMAMA sloeg eerst dat aanzoek glad af: naderhand scheen hij ’er meer toe geneegen; doch de zaak in de magt der Staaten van Friesland stellende, wederhielden deeze hem, en verhoogden zijne voordeelen zodanig, dat hij zig verplicht vond, door blijven aan hunne gunst te beantwoorden.Het eerste Boek, dat AMAMA in ’t licht gaf, was eene proeve van zijn prijslijk voorneemen: namelijk, om aanmerkingen te maaken op de Gemeene Latijnsche vertaaling van den Bijbel, die te Trente de goedkeuring verkreegen had; hier mede vong hij aan, in ’t Jaar 1620, met zijne Cetisura over de Vijf Boeken van Mozes. Doch hij kreeg intusschen anderen arbeid, waarvan zijne Bijbelsche Conferentie, van ’t Jaar 1623, nog voor handen is. Naderhand hervatte hij den vorigen taak.

Aan de Hooge School verdiende hij den roem, van veele ongeregeldheden afgeschaft te hebben; de gunst, die hij zig daar door, en door andere bekwaamheden, verworven heeft, is na zijnen dood, die voorviel in ’t Jaar 1629, tot op zijne Kinderen staande gebleven.

Zie BAIJLE, Diction. Critiq.

< >