of Aylva, Grietman van Westdongeradeel, een man van groot gezag, vond zig, nevens andere Grietmannen , en bijzonder Ernst van Ailva, den Vader van deezen Douwe, om den haat van ’t gemeen te ontgaan, voor een korten tijd genoodzaakt, het snoer der regeering los te laten: de reden daar van, zegt men, hier in bestaan te hebben: De Algemeene Staaten hadden, zedert het jaar 1625, reeds gepoogd, de gerneene middelen in Friesland, bijna op den zelfden voet als in Holland, te doen invorderen, ten welken einde eene bezending derwaards gedaan werd. Westergoo en een gedeelte van Oostergoo stemden daar in; doch ’t scheen onmooglijk, de Steden te beweegen: hierom werd beslooten, de uitspraak, voorheen hier op gedaan, bij voorraad te volgen. Om dit besluit ten uitvoer te brengen, werd Graaf ERNST KASIMIR, als Stadhouder van dat gewest, gemagtigd, de gemelde middelen, bij panding, met magt van Krijgsvolk, te vorderen en te doen betaalen.
Terwijl, in April des jaars 1626, de Landdag gehouden werd, kwam het graauw te Leeuwaarden op de been, en viel den Grietman DOUWE met zo een hevige drift te lijve, dat hij zig nauwelijks in een huis verborgde, waarop de woede aanviel, en het zeker zou geplonderd hebben, zo het niet, door twee Vaandels Burger Schutters, ware beschermd geworden. De Landdag scheidde met verwarring. Graaf ERNST had wel orders bekomen, om de oproerige hoofden aantetasten en te doen straffen; doch hij, als een voorzichtig opperhoofd, zocht eerst, met alle behendigheid , meerder magt, dan de gewoone bezetting, binnen Frieslands Hoofdstad te brengen. De Burgerij, hier van de lucht hebbende, verscheen in de wapenen, en belette dit. Vervolgens dwongen zij den Stadhouder, de bezetting te doen ontwapenen, en beletten voorts het graauw de plondering van de naast bijgelegene Adelijke Huizen; hoewel het, op andere plaatzen en Dorpen, alwaar dit vuur spoedig oversloeg, voor de Ontvangers, zo wel niet afliep. ’Er was geen bedaaren aan de onzinnige gemeente, of men moest eene nieuwe schikking in de regeering maaken, die, in ’t begin des Jaars 1627, werd vast gesteld; dog die, echter, niet lang stand hield. Bij deeze verandering vonden ERNST en DOUWE VAN AILVA, zig veiligheidshalve genoopt, voor een wijl tijds, ’t bewind te staaken, dat zij en anderen, echter, naderhand, even gelijk zij het te vooren gehad hadden, hernamen. Het misnoegen op de Regeering hield aan, en scheen, in ’t jaar 1635, van meerder gevolg te zullen zijn, doch werd andermaal, door de Regeerings verandering, gestild, gelijk wij zien zullen op’t Art. ROORDA. (Abraham)
Zie AITZEMA, Zaaken van Staat en Oorlog, I en II Deel; VAN DEN SANDE, Neder/. Historien, IX en XIII Boek.