door Vrouwe Jacoba van Beijeren, aan Hertog FILIPS van Bourgondien: een zeer gewigtig stuk in onze Vaderlandsche Geschiedenissen; doch ook een stuk van het grootste nadeel. Want daar door werden de Landen, en bijzonder Holland, het eerst ontheven van de magt der gemijterde Kerkvoogden: doch, door dezen gedwongen afstand, vervreemd van het Huis en Geslacht der Hollandsche Graaven, en overgebracht onder het heerschzuchtig Juk van Bourgondien, waaruit het naderhand overging in het Huis van Oostenrijk, waardoor den Landen zo veel onheils is toegebragt.
JACOBA, na het doorstaan van ontelbaare wederwaardigheden, moest ook nog ondergaan, dat zij, in het Jaar 1428, binnen Gouda zijnde, en geen kans ziende, het aanstaande beleg te verduuren, genoodzaakt werd, met haaren Oom den Hertog in onderhandeling te treeden; waar toe FILIPS, die niets anders bedoelde, dan de Regeering van Holland meester te worden, spoedig gereed was. Doch hoe zeer hij hier na verlangde, wist hij, door overmagt, zijne Nichte te noodzaaken, ’t geen haar het zwaarste drukte, voor de vierdemaal, buiten toestemming des Hertogs, in geen Huwelijk te mogen treeden. Voor het overige kon zij niet meer dan den naam van Gravinne behouden, en slechts een gering deel in de begeeving der Ampten; blijvende den Hertog Ruwaard en naasten Erfgenaam der Landen. Op den 3den van Hooijmaand in 1428, werd dit verdrag getekend. Het eerste en zwaarste point van deeze overeenkomst werd verbroken, door haar huwelijk met Frank van Borsselen; waar op Filips niet zuimde, daar mede zijn voordeel te doen. Hij nam Borsselen gevangen, en dreigde haar, hem te zullen doen dooden. Zij, die alles ter Liefde van hem over had, maakte hier op met den Hertog een nieuw verbond, waar bij zij Holland, Zeeland en Friesland, in ’t geheel en voor altoos, aan hem afstond: Waar door de gemelde landen , uit het huis van Beijeren, welk dezelve nu tachtig jaaren bezeeten had, overgingen in dat van Bourgondien, Zie verder de Art. JACOBA, FILIPS VAN BOURGONDIEN.
Chronijke der Graaven, enz.
