van Nassau, Weilburg, Wijsbaden, Idsteijn, enz. volgde, na den dood van zijnen Vader Walraven van Nassau, in ‘t Jaar 1289, in de Regeering zijner Landen en Steden. Hij had ter Vrouwe lmagina, Dogter van Gerlacus, Graave van Limburgh, bij welke hij verwekte vijf Zoonen en drie Dogters.
Na den dood van Keizer Rudolph van Hapsburg, werd hij, Ao. 1292, om zijne uitmuntende deugden, tot deszelfs Rijks-Opvolger verkooren, volgens eenigen, met algemeene goedkeuring der Keurvorsten; doch ’er zijn, die staande houden, dat de keuze alleen door de Geestelijke Vorsten was doorgedrongen, om dat zij met hem het bestier van ‘t Rijk zouden hebben; en dat daarom Albert van Oostenrijk, Zoon van den overledenen Keizer, was voorbij gegaan. Hoe ‘t zij, wij weeten dat Keizer Adolph, door den Bisschop van Mentz, die zijn Oom was, eerst in eenen Oorlog werd ingewikkeld tegen Lodewijk, Paltz-Graaf op den Rhijn, en daarna met Albrecht, Landgraaf van Duringen. De Slag tegen Albert van Oostenrijk, die reeds te vooren, te Mentz, tot Keizer verkooren was, is voor hem doodelijk geweest: Adolph verloor in denzelven zijn Rijk en Leven, op den 2 Julij 1298. De gemelde Albert doodde hem met eigen hand, omtrent Spier, na dat hij zes Jaaren, vijf Maanden en zeven-en-twintig Dagen geregeerd had.
Zie ORLERS, bl. 93 en 94.