Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

ADOLPH (Graaf)

betekenis & definitie

Graaf van Meurs, Nieuwenaar, Alpen, enz. van wegen de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, Gouverneur van Gelderland en Utrecht. Wanneer, in het Jaar 1585, de Stad Nijmeegen, (door list van den Overste Schenk, in dien tijd op der Spaanschen zijde, en door beschikking van eenigen, die binnen de Stad het bestier over het Geld hebbende, zig van het doen der rekeninge zogten te onttrekken), zig van de Staatsche partij wilde afscheuren, en, ten dien einde, de Roomschen, door die kwade bestierders, aanhitste, was hier uit een kwaad gevolg voor de Nederlandsche Provinciën te vreezen.

Graaf Adolph, de beweegingen der Roomschen ontwaar wordende, tragtte meerder bezetting daar binnen te brengen; maar de Burgerij stond dit tegen: waar door de eerstgemelden noch stouter wierden, en de zaak met Schenk zodanig beleiden, dat de Stad overging. De Roomschgezinden, in andere Geldersche Steden, staken hier door insgelijks de hoorns op. Doesburg dreef der Staaten bezetting uit zijne Vesting, en nam Spaansche in. Die van Arnhem zouden het zelfde verrigt hebben; dan hier in wist Graaf Adolph tijdig te voorzien, en verzekerde zig van de Stad, door de Poorten te overmeesteren, terwijl hij, door een valsch alarm, de Burgerij naar eene andere Poort lokte.

In het volgende Jaar overrompelde hij Nuits; Parma herwon het zelve kort daarna. In den Slag bij Amerongen, tegen de Spanjaarden, was deze Graaf van Meurs Overste van het Staatsche Volk, doch kreeg door Taxis de nederlaag. In 1588, werd hij, op verzoek van eenige Burgers, Gouverneur van Utrecht. Veele van dezelve, en van de Magistraat, en onder die de Burgemeester Prouninck, anders van Deventer genaamd, waaren Leycesters gezind. Die hevige Stokebrand en oproerzaaijer misleide de meesten, zo door zijne veinzerije, als uitwendigen schijn, en ijver voor den Godsdienst der Hervormden. Dus woedden de misleiden ook tegen de Hollanders, die zij meenden, den welstand der Kerke zo nauw niet ter harte te neemen. Binnen Utrecht werden veele blauwboekjes, tegen die van Holland, gedrukt, uitgestrooijd en verkogt. De Staaten Generaal, niet zonder reden, bedugt, dat de algemeene vijand daar uit zijn voordeel zou trekken, deeden, om dit voortekomen, Graaf Adolph binnen Utrecht komen, om een goede gelegenheid, tot de uitvoering van hun voorneemen, af te wachten.

Wanneer aldaar, in ‘t begin van October 1588, volgens gewoonte, de Magistraat zou veranderd worden, hadden die van de stad Gedeputeerden naar Engeland gezonden; doch vermits LEIJCESTER overleeden was, bemoeide Koningin ELISABETH zig niet verder met de Magistraats-verandering. De Burgerij van Utrecht was geheel in oproer, het volk onder elkander verdeeld, en gereed tot de Wapenen. Doch de Gouverneur wist zijnen tijd zo wel waar te neemen, dat het eene deel der Burgerij hem toeviel, het andere werkeloos bleef, en hij dus, meester van de stad zijnde, de Magistraat, op den 6den October, veranderde. De gevlugten kwamen weder binnen, onder Eed en belofte van zig nimmer te zullen wreeken over hun, die deel aan derzelver bannissement gehad hadden. Prouninck, die onder de misleiden was, werd, na 42 weeken gevangen geweest te zijn, nevens andere ontslagen.

Kort daarna, is Graaf Adolph, op den 5 October 1589, door een ongelukkig toeval, om het leven geraakt. Terwijl hij eenige nieuwe uitvindingen van vuurwerken te Arnhem bezigtigde, vielen de vonken van een toorts in ‘t Buskruid; waar door hij doodelijk gewond werd, en den tweeden dag daarna overleed. In ‘t algemeen word hij beschreeven als een dapper, vroom, goedaartig Man, die onberispelijk van zeden was. Hij stierf zonder kinderen, en stelde zijne Gemalin, voorheen de ongelukkige weduwe van den onthalsden Graave van Hoorne, tot zijne Erfgenaame.

Zie HALMA, Toneel der Nederlanden, VAN MEETEREN, HOOFT, DE GROOT, BAUDART, en andere.

< >