Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

ADELHEID (Moeder van Ada)

betekenis & definitie

Alijt, Alida, Dogter van Diderik, Graave van Kleeff, getrouwd met Dirk den VII, Graaf van Holland en Zeeland. Deeze kloekmoedige Heldin (zegt men) wist Veldslagen te bestieren met het beste beleid, en uittevoeren met een gelukkig gevolg. Toen Graaf Baldewijn van Vlaanderen, (zie BALDEWIJN) met de Drechter-Friesen, onder ’s Graaven Broeder behoorende, zamenspande, en twee Legers te velde bragt, om Graaf Dirk te overweldigen, was Diderik in de grootste verlegenheid, en voorzag geene andere uitkomst, dan in het mannelijke hart en de wijsheid van Vrouwe Adelheid.

Zij besloot, dat hij zijne krijgsmagt insgelijks in twee benden moest verdeelen; waarvan Diderik zelve het eene, tegen gemelden Baldewijn, zoude opleiden, en zij het andere tegen de Friesen aanvoeren. Adelheid kogt listig de Friesen om, trok op Willem aan, en leverde hem, in ‘t Jaar 1195, nabij Alkmaar, slag. Dit gevegt was heevig; de overwinning bleef lang onzeker, tot dat de omgekogte Friesen, uit de Dorpen Nieuwdorp en Winkel, hunnen Veldheer verraderlijk ontvlooden, tot de Hollanders overliepen, op hunne Landgenooten, van vooren en van agteren, indrongen, en de wederstaanden nedervelden.

Schriverius verhaalt, in zijn Werk, de Keurlijke Toetssteen, dat ’er veelen sneuvelden; anderen bepaalen het getal op meer dan 4000. Doch ons dunkt, met den gemelden Schrijver, dat dit getal zeer onwaarschijnlijk is. De Zeeuwsche Chronijk van Reigersberg gedenkt ook van deeze overwinning, maar zwijgt de hoeveelheid der dooden.

Zij schroomde niets, wat de laster of kwaadaartigheid konde aan de hand geeven, om haare eergierigheid en staatzucht uit te voeren. Door deezen prikkel aangespoord, ondernam zij alles, en berokkende den Lande veel kwaads; ontziende zig zelfs niet, haare Dogter Ada tot een elendig slagtoffer te stellen. Zie ADA; DIRK DE VII; VAN LOON, WILLEM DE I.

< >