‘t Land, welk deezen naam draagt, is een Graafschap, dat door de Schelde, ten N. en W. bepaald word; ten Oosten grenst het aan Braband, en ten Zuiden aan Henegouwen. Behalven de Steden Aalst, Nineve en Geertsbergen, bevat dit Land 272 Dorpen, die, ten opzigte van ‘t Geestelijke, onder ‘t Aardsbisdom Mechelen behooren, uitgezonderd Gaveren, Melfene en Gendbrugge, die onder den Bisschop van Gend staan. Zeer vrugtbaar is ‘t zelve in Graanen, Vlas en Hop; ook vind men ’er zeer goede Weilanden.
Van ouds waren de Voorstanders van St. Baafs, binnen Gend Heeren van Aalst; de eerste van die, welke alleen den naam van Voostander aannam, voerde den naam van Rudolf; zijn Erfgenaam was zijn Zoon, bekend onder den naam van Boudewijn van Gend, en ook Boudewijn van Aalst. Door Robbert de Fries, verkreeg hij de Heerlijkheid van Waas, en de vier Ambachten, welke hij aan zijnen Zoon en Erfgenaam, Boudewijn den Groote, Heere van Aalst, naliet: na het overlijden van deezen, werden die goederen bezeten door deszelfs Zoon Boudewijn, bijgenaamd de Scheele. Deeze liet als Erfgenaam na, eene Dochter Beatrix, die in den Egt getreden was met Hendrik, Burggraaf van Bourbourg in Vlaanderen. Doch deeze Beatrix werd, doorhaaren Oom Isvain, van de Erfenis haares Vaders verstooken; hij deed zig door zijnen Zoon Dirk opvolgen. Deeze onwettige Bezitter stierf zonder kinderen, in 1166; nogthans had hij eenen Erfgenaam benoemd, welke was Filip van der Elzas, Graaf van Vlaanderen, die wel deeze Landen in bezit nam, doch zonder Kinderen overlijdende, werd zijne Zuster Margareet, Gemalin van Boudewijn, Graave van Henegouwen, Erfgenaame van die Heerlijkheden.
Vlaanderen, daar de Landen van Aalst en Waas een aanzienlijk deel van uitmaakten, was door den Keizer van ‘t Hertogdom Braband afhankelijk gemaakt; waarom de Hertog Hendrik begeerde, dat deeze Boudewijn hem de verschuldigde hulde zou doen. Hier door gedrongen, stond de Graaf het Land van Aalst aan zijnen Zoon Filips, Markgraave van Namen, af, en na den dood van deezen Filips, verviel het Land van Aalst weder, om aan zijne Nicht Johanna, Gravinne van Vlaanderen, en haaren Man Ferdinand van Portugal.
Intusschen vernieuwde de Graaf van Guines, Erfgenaam van Beatrix, zijne eisschen op ‘t Land van Aalst. Het geschil werd, in ‘t Jaar 1231, bij verdrag tusschen Boudewijn, Graaf van Guines, en Ferdinand, Graaf van Vlaanderen, bijgelegd, waar door de laatstgemelde in ‘t bezit bleef. In ‘t Jaar 1282, gebood Keizer Rudolf aan Floris, Graave van Holland, als uitvoerder van den Keizerlijken Ban, deszelfs Neef, Johan van Avennes, Graaf van Henegouwen, in ‘t bezit van Aalst te stellen.
De Regeering van het platte Land van Aalst, bestaat in een Hoog-Baljuw, en vijf anderen, over de bijzondere Baljuwschappen; deeze zijn twee Burgemeesters van Aalst en Geertsbergen toegevoegd, nevens twee Ontvangers over de Kwartieren van Aalst en Geertsbergen. Het rechtsgebied strekt zig uit tot aan Gend, of, om bepaalder te spreeken, tot aan een Brug, die men de Brabandsche noemt.
Zie GUICIARDIN, Beschrijv. der Neederl. fol. bl. 327, VAN LOON Gewezen Leenroerigheid van Holland, in 8vo. bl. 73. Tegenw. staat van Oostenr. en Fransch Vlaanderen, bl. 356.