Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

AA, Willem van der

betekenis & definitie

[/i]Burgemeester en Vroedschap der Stad Rotterdam, en wel in die voor veele Regenten noodlottige Jaaren 1672 en 1673. Sterk liep deeze Heer, even als Jan Pesser, Adriaan Vroeze en de Pensionaris de Groot, bij ‘t gemeen in ‘t oog.

Sommigen van hun werden op 's Heeren straaten gescholden en gedreigd, als men ter gemelde plaatze sterk aanhield op ’s Prinsen verheffing. In een geduchter oproer aldaar, werd het huis van de Vroedschap Zonnemans, (die de Stad had weeten te ontkomen) ten deele geplonderd, daar wel eenig onderzoek na gedaan werd, maar niets op volgde; gelukkig ontslipte van der Aa ‘t oog der woedende Hagenaars, die anders hem, even schandelijk als de de Witten zouden hebben omgebragt.

Vaderl. Hist.
XIV. Deel, bl. 77, 114, 176, 222.

< >