Definities van Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen in de Ensie B
- Beteekenen
- Beteekenis — zin
- Beteren
- Beteugelen
- Beteuterd
- Betichten
- Betoog — vertoog
- Betoogen — bewijzen
- Betoomen
- Betoonen — betuigen — bewijzen
- Betooveren
- Betrachten. — doen — kwijten (zich) — volbrengen
- Betrappen — verrassen — vangen — vatten
- Betreffen
- Betreffende
- Betrekken — bewolken — verduisteren
- Betrekken — wikkelen (in)
- Betrekking
- Betrekking — verband — samenhang
- Betreuren
- Betuigen
- Betwisten
- Beugel — ring
- Beuken — bikken — billen — bonzen — kloppen — slaan - tikken
- Beul — henker — scherprechter
- Beuling — saucijs — worst
- Beuren — innen — ontvangen — opsteken
- Beurs — buidel — zak — tasch
- Beurt — rangorde
- Beurt (te... vallen) — bejegenen — gebeuren — ont¬moeten — overkomen — wedervaren
- Beurt (te…vallen) — deel (te • • • vallen) — gebeuren
- Beurtelings
- Beuzelen — futselen — talmen — treuzelen — sukkelen
- Bevallen
- Bevallig
- Bevangen — overmeesteren — vermeesteren
- Bevatten
- Beveiligen
- Bevel — gebod — last — opdracht — orde — voorschrift
- Beven — popelen — rillen — sidderen — trillen
- Bevestigen
- Bevestigen — vastmaken — vasthechten
- Bevlijtigen (zich) — toeleggen (zich op)
- Bevoegd — gemachtigd — gerechtigd
- Bevoelen
- Bevolkt — volkrijk
- Bevooroordeeld
- Bevorderen
- Bevrachten
- Bevredigen — bedaren — stillen — verzoenen
- Bevredigen — voldoen
- Bevreemden — verbazen — verrassen — verwonderen
- Bevreemdend
- Bevreesd
- Bevreesdheid
- Bevriezen — stollen
- Bevroeden — begrijpen — doorgronden — doorzien — in¬zien — vatten
- Bevryden — ontslaan — redden — verlossen
- Bewaren
- Bewasemen
- Beweegreden — drangreden — drijfveer — grond — aan¬leiding — oorzaak — reden
- Bewegen — aansporen — aanzetten — nopen — overhalen
- Beweren — staande honden — volhouden
- Bewerken
- Bewerken — veroorzaken — bewerkstelligen — teweeg¬brengen — uitroeren — uitwerken — volbrengen — vol¬voeren
- Bewerkstelligen
- Bewijzen
- Bewilligen — inwilligen — toestaan — toestemmen — ver¬gunnen — veroorloven
- Bewimpelen
- Bewind
- Bewogen
- Bewolken
- Bewoner — geërfde — ingeland — inwoner — ingezetene — opgezetene
- Bewoording — uitdrukking — spreekwijze
- Bewustheid — kennis
- Bewyzen
- Bezadigd
- Bezadigdheid
- Bezeeren — kneuzen — kwetsen — wonden
- Bezetten — innemen
- Bezichtigen
- Bezien
- Bezien — bezichtigen — bekijken — beschouwen—betrach¬ten
- Bezig — onledig
- Bezigen
- Bezigheid
- Bezighouden (zich)
- Bezinksel — drab — droesem — grondsop — heffe — moer
- Bezinnen
- Bezit — eigendom
- Bezitten
- Bezitten — hebben
- Bezitten (zich)
- Bezitter
- Bezitting
- Bezoek afleggen
- Bezoek brengen
- Bezoeken — bezoek afleggen — bezoek brengen — op¬zoeken
- Bezoeking
- Bezoldiging