Definities van Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen in de Ensie A
- Aanvoeren
- Aanvuren
- Aanwakkeren
- Aanwas — aanspoeling — aanslibbing — aanslijklng — gors — schorren
- Aanwenden — besteden — zich bedienen — gebruiken — bezigen — zich ten nutte maken
- Aanwensel — aanwenst — gewoonte — hebbelijkheid
- Aanwenst
- Aanwerp
- Aanwezen — aanzijn — bestaan — leven
- Aanwezend — aanwezig — tegenwoordig — voorhanden
- Aanwezig
- Aanwijzen
- Aanwijzen — aantoonen
- Aanwinst
- Aanwrijven, zie aanklagen
- Aanzeggen
- Aanzetten
- Aanzicht
- Aanzien
- Aanzien — verzoek — bede — smeekgebed — smeekbede
- Aanzienlijk — achtbaar — achtenswaardig — eerbied¬waardig — eerwaard — eerwaardig — geacht — voornaam
- Aanzijn
- Aanzleniyk
- Aard — geaardheid — natuur — wezen. — aard — inborst — karakter
- Aardbodem
- Aardbol
- Aarde — aardbodem — aardbol — aardkloot — aardrijk— wereld
- Aardig
- Aardig — boertig — geestig — grappig — luimig — ver¬nuftig
- Aardig — fraai — hupsch — knap — lief — mooi — schoon
- Aardigheid
- Aardkloot
- Aardkorst — aardschors
- Aardrijk
- Aardsch — wereldsch
- Aardschors
- Aarzelen — schromen — weifelen — in twijfel staan — zich bedenken — dralen — talmen
- Aas — voeder — voedsel. — aas — kreng
- Abuis
- Accoord
- Ach! — al! — au! — helaas! — och!
- Acht geven — acht slaan
- Acht nemen (zich in) — zich wachten — zich hoeden
- Acht slaan
- Achtbaar
- Achteloos — onachtzaam — onoplettend — slof— slordig — zorgeloos
- Achten — denken — gelooven — meenen — rekenen — vermeenen — vermoeden — wanen
- Achten — schatten — waardeeren
- Achteraan — achterna
- Achteraf — achterna
- Achterdocht — argwaan — kwaad vermoeden — mistrou¬wen — verdenking — wantrouwen
- Achtereen
- Achtereenvolgens — achtereen — achter elkander — één voor één
- Achtergaan — achterloopen
- Achterhalen — inhalen
- Achterklap — kwaadsprekendheld
- Achterklap — laster — lastering — aantijging
- Achterna
- Achternazetten
- Achternazitten — achternazetten
- Achteruit
- Achteruitgaan
- Achtervoegsel — uitgang
- Achterwaarts — achteruit — naar achteren — ruggelings — rugwaarts — terug
- Achting — hoogachting — hoogschatting — eerbied — ontzag
- Adel — adeldom — adelstand
- Adelaar — arend
- Adeldom
- Adellijk — edel
- Adelstand
- Ademen — adem halen — adem scheppen — hijgen
- Ademhalen
- Ademhaling — ademtocht
- Af bedelen — af bidden — afsmeeken
- Af bidden
- Af keer — afgrijzen — afschrik — afschuw—tegenzin — wal¬ging — walg — weerzin
- Afbeelden — afmalen — afschetsen — afschilderen — af- teekenen
- Afbeelding — afbeeldsel — beeld — beeltenis
- Afbeeldsel
- Afbetalen — afdoen — uitbetalen — voldoen
- Afbeuren
- Afbreken — omhalen — omverhalen — omverwerpen — slechten — sloopen
- Afbreken — staken
- Afbreuk — hinder — nadeel — schade — verlies
- Afdalen
- Afdanken — afschalfen — afscheid geven (zijn) — afzet¬ten — ontslaan
- Afdeelen — verdeden
- Afdeinzen — achteruitgaan — afdruipen — terugdeinzen — terugwijken
- Afdingen — afknibbelen
- Afdoen
- Afdoen — afleggen — afwerpen — afzetten — uitdoen — uitschieten — uittrekken
- Afdoen — afmaken — eindigen — volbrengen
- Afdoen — beslechten — beslissen
- Afdoen — bijleggen
- Afdrogen
- Afdruipen
- Afdruk — overdruk
- Afdwalen — afraken — afwijken — verdolen — verdwalen
- Afdwaling — doling — dwaling
- Afdwingen — afpersen — af knevelen — afzetten