Rotswoningen zijn menselijke behuizingen, die uitgehakt zijn in de rotswand en die aan de voorzijde voorzien zijn van een ingang en vaak ook van vensters.
Sommige rotswoningdorpen werden beschermd door versterkingen.
De rotswoning is een primitieve vorm van onderdak maar biedt haar bewoners een uitstekende beschutting in landen met een sterk wisselend klimaat. De massieve rotswand beschermt het binnenste van de woning immers tegen de gevolgen van grote temperatuurschommelingen.
Hoewel rotswoningen steeds meer uit de tijd raken, zijn er ook in Europa nog verscheidene te vinden, vooral in Frankrijk, in Zuid-Spanje en op de Canarische Eilanden.
In het zuidwesten van de Verenigde Staten liggen de ruïnes van oude Indiaanse rotswoningen, waarvan er verscheidene boven elkaar zijn gebouwd. Ze zijn ongeveer 200 jaar voor de ontdekking van de Nieuwe Wereld uitgehakt en werden bewoond door een landbouwende Indianenstam, die in de nabijgelegen velden maïs, wortelen, pompoenen en zonnebloemen verbouwde. Dit volk fokte honden en kalkoenen en vulde zijn menu aan met noten en bessen en met het vlees van herten, hazen en wilde vogels.
Toen de eerste Europeanen zich in de Verenigde Staten vestigden, waren deze Indiaanse rotsdorpen reeds verlaten. Waarom weet niemand. Bekend is slechts, dat de streek aan het begin van de 14e eeuw dertig jaar lang geteisterd werd door een rampzalige droogte. Misschien is deze katastrofale periode de oorzaak geweest van de uittocht uit deze vreemde rotsdorpen.
Bepaalde stammen van Pueblo-Indianen hebben in onze tijd nog gebruiken en zeden, die lijken op die van de vroegere rotswoning-Indianen. Waarschijnlijk stammen ze daar ook van af.