De Engelse schrijver Daniël Defoe (1659-1731) hield zich aanvankelijk bezig met het publiceren van politieke pamfletten. Pas toen hij zestig jaar was, schreef hij het boek, dat hem beroemd heeft gemaakt: ‘Het Leven en de vreemde en wonderbaarlijke avonturen van Robinson Crusoë.
Robinson Crusoë leed schipbreuk en kwam terecht op een onbewoond eiland.
In Defoes tijd beschouwde men het als tijdverlies verzonnen verhalen te lezen. Als grondslag voor zijn boek maakte Defoe dan ook gebruik van de ware belevenissen van de Engelse zeeman Alexander Selkirk, die door zijn gezagvoerder was achtergelaten op een onbewoond eiland. Om deze kern van waarheid fantaseerde de schrijver er echter duchtig op los; het merendeel van Robinsons avonturen is dan ook uit Defoes grote duim gezogen - met inbegrip van de figuur Vrijdag, die door zijn vijanden werd opgejaagd en die later de trouwe metgezel van Crusoë werd. Maar dat wisten de lezers uit de 18e eeuw niet toen ze zich ademloos verdiepten in het werk van Defoe!
Defoe schreef verscheidene andere boeken. Geen ervan is echter zo bekend geworden als ‘Robinson Crusoë’.