De ‘Magna Charta’ is een overeenkomst, die koning Jan van Engeland in 1215 noodgedwongen sloot met de Engelse adel. De overeenkomst is opgesteld in het Latijn, de taal, die alle ontwikkelde lieden uit die tijd gebruikten voor officiële documenten.
Koning Jan wilde regeren als een absoluut vorst; d.w.z. hij was niet van plan aan iemand verantwoording af te leggen voor zijn daden en beslissingen. Hij hield op geen enkele wijze rekening met de adel; ook niet toen deze protesteerde en aanspraak bleef maken op enkele haar ontnomen rechten. Tenslotte
stelden de edellieden een ‘charta’ op: een lijst van rechten, die zij door de vorst erkend wilden zien. Die lijst werd de koning ter ondertekening aangeboden. Toen de vorst echter kennis had genomen van de inhoud, moet hij uitgeroepen hebben: ‘Waarom vragen jullie me niet het gehele koninkrijk?’ In ieder geval weigerde hij te tekenen.
De Engelse adel biedt Jan van Engeland de Magna Charta ter ondertekening aan.
De adel kwam daarna in opstand en trad de legers van de koning tegemoet op de vlakte van Runnimede. Toen de vorst de troepen van zijn tegenstanders zag, begreep hij geen keus te hebben en tekende hij noodgedwongen de overeenkomst, die om haar belangrijkheid de Magna Charta: de ‘grote oorkonde’ wordt genoemd. Voor het Engelse volk betekende deze overeenkomst een grote stap vooruit; zo’n grote stap zelfs, dat over de overeenkomst wel eens gesproken wordt als de ‘hoeksteen van de democratie’. Twee rechten uit de vele, die in de Magna Charta zijn opgenomen, tonen die belangrijkheid aan. Ze luiden:
Een vrij man mag aangehouden noch gevangen gezet worden zonder naar behoren berecht te zijn;
Belastingen mogen niet naar willekeur van de koning geheven worden; noch mogen ze met geweld geïnd worden.
Het verhaal wil dat de Engelse koning na de ondertekening van de overeenkomst in woede uitbarstte en later nog geprobeerd heeft ze te annuleren. De adel verhinderde dat echter; de Magna Charta bleef bestaan om er latere koningen aan te herinneren dat er rechten bestaan waaraan zelfs een vorst niet raken mag. En hoewel de Magna Charta tot stand gebracht is door de bevoorrechte adel, is hij altijd beschouwd als een van de eerste overeenkomsten waarin de rechten van de mens tot uitdrukking zijn gebracht.