Treinen en auto’s verplaatsen zich zonder moeite over vlak terrein, maar raken dikwijls in moeilijkheden als ze steile hellingen moeten beklimmen. In de bergachtige streken van Europa zijn dan ook vernuftige systemen bedacht om vrachten en personen naar hogergelegen gebieden te vervoeren.
De kabelbaan is een van de bekendste van deze systemen. Een kabine is daartoe opgehangen aan een stevige kabel, die van het beginpunt van de baan gespannen is naar het veel hoger gelegen eindpunt. Zo’n kabine kan op verscheidene manieren voortbewogen worden ; soms doordat sterke motoren de kabel in beweging brengen; soms ook doordat de kabine zelf van een motor is voorzien en zich door middel van drijfwielen langs de kabel voortbeweegt.
Een ander systeem is dat van de kabelspoorweg, waarbij een rijtuig over rails naar boven kruipt, voortgetrokken aan een kabel, die door sterke motoren wordt op- of afgewonden. Een derde systeem is dat van de tandradbaan. Het rijtuig verplaatst zich in dit geval eveneens langs rails, maar wordt aangedreven door een tandwiel dat in een derde, getande rail grijpt. Op deze manier kan een grotere kracht ontwikkeld worden dan door de wrijving van de wielen op de gladde rails. Er zijn nog enkele andere systemen, maar voorzover deze niet in onbruik zijn geraakt, zijn ze in de moderne tijd van geringere betekenis.