In de Nederlandse taal heeft het woord ‘kabinet’ verschillende betekenissen. Aanvankelijk werd er het werkvertrek van de koning mee aangeduid.
In de loop derjaren wijzigde deze betekenis zich en op het ogenblik is het zo, dat met het woord de gezamenlijke ministers worden bedoeld. ‘Het gehele kabinet was aanwezig’ betekent dus, dat alle ministers present waren.
Een kabinetsraad is in dit verband een vergadering van de ministers mét de koning of koningin; een kabinetsvergadering een bijeenkomst van de ministers zonder de vorst(in). In 1840 ontstond het instituut, dat we kennen als het ‘kabinet van de Koning’ en dat zich voornamelijk bezighoudt met het schriftelijk overleg tussen de koningin en de ministers. In een geheel andere betekenis duiden we met het woord ‘kabinet’ een oud-Hollands meubelstuk aan; vervaardigd uit kostbare houtsoorten en voorzien van allerlei laatjes en vakjes. Ook deze betekenis wijzigde zich in de loop der jaren, zodat met het woord kabinet thans ook gehele vertrekken of zelfs een aantal vertrekken worden aangeduid. Het Rijksprentenkabinet te Amsterdam is bijvoorbeeld een museum, waarin een groot aantal etsen en tekeningen bewaard worden.