Er zijn (ook in Nederland) steden en dorpen, waarvan we het rijke en vaak glorieuze verleden in de geschiedenisboeken kunnen terugvinden - maar die in onze tijd van geen enkele betekenis meer zijn. In het gunstigste geval zijn het schilderachtige plaatsjes, waar de sfeer van het verleden is blijven hangen en die onder de blikken van nieuwsgierige toeristen liggen te dromen over tijden die reeds lang voorbij zijn.
De oorzaken waarom zo’n centrum uit het verleden plotseling (of geleidelijk aan) zijn betekenis verliest, kunnen van velerlei aard zijn. Het Belgische stadje Brugge is een goed voorbeeld. Jarenlang is het een wereldhandelscentrum geweest, even belangrijk als Venetië. Aan die positie kwam een einde toen de rivier dichtslibde, die Brugge eeuwenlang toegankelijk had gemaakt voor de zeeschepen uit die tijd. Ook de meeste van onze Zuiderzeestadjes zijn dode steden geworden. Aanvankelijk waren het havensteden, van waaruit rijke koopvaardijschepen naar alle delen van de wereld vertrokken: handelsplaatsen, waar goed geld verdiend werd door ieder, die een zakelijk avontuur aandurfde.
Toen de handelscentra zich echter door allerlei economische en geografische oorzaken gingen verplaatsen naar elders (Amsterdam, Rotterdam), bleven langs de Zuiderzeekust alleen de vissers over. En ook die staan tengevolge van de Zuiderzeewerken op het punt in de geschiedenis te verdwijnen.