De chirurgie is een onderdeel van de medische wetenschap, dat zich speciaal bezighoudt met operaties en andere ingrepen in het menselijk lichaam. Hoe modem de chirurgie ook lijkt: ze werd al beoefend lang voor er sprake was van een medische wetenschap.
Opgravingen hebben aan het licht gebracht, dat zelfs de mens uit het Stenen Tijdperk zich waagde aan zo iets ingrijpends als een . . . schedeloperatie. Ook op beeldhouwwerken uit de Griekse en Romeinse tijd staan instrumenten afgebeeld, die verrassend veel lijken op de onze en waarmee bijvoorbeeld lichaamsdelen werden geamputeerd. In de Middeleeuwen hielden barbiers en monniken zich met primitief opereren bezig en in de 16e eeuw leverde Ambroise Paré een belangrijke bijdrage tot de ontwikkeling van de chirurgie door het afbinden van bloedvaten mogelijk te maken.Pas in de 19e eeuw echter werd de basis gelegd voor de moderne chirurgie; voornamelijk door de ontdekking en de ontwikkeling van de anesthesie: de kunst van het verdoven. Andere ontdekkingen, zoals die van de bacterie en de bacteriënbestrijding, hielpen eveneens mee om van de chirurgie een volwassen wetenschap te maken, die in staat was honderdduizenden mensenlevens te redden. Sneller nog was de ontwikkeling van de chirurgie in de 20e eeuw. Vitale delen van het menselijk lichaam zoals het hart, de lever, de longen en de nieren vormen tegenwoordig zonder al te groot risico doel van vele operaties. Enkele organen kunnen soms met goed gevolg worden overgeplant. Het einde van dat alles is bovendien nog niet in zicht.
Nog dagelijks experimenteren over de gehele wereld chirurgen met technieken, die ten doel hebben de lijdende mens te helpen en zijn zieke lichaam weer gezond te maken. Dat die experimenten kunnen plaatsvinden is te danken aan een reeks eminente chirurgen uit het verleden, die voor de moderne chirurgie de basis gelegd hebben in jaren vol strijd, mislukking en miskenning.