In augustus van het jaar 1534 vertrok een grote groep Spaanse kolonisten naar de Nieuwe Wereld. Hun opdracht was uit naam van de Spaanse koning een nederzetting te vestigen in dat deel van Zuid-Amerika, dat we tegenwoordig kennen als Argentinië.
Na een avontuurlijke reis van vijf maanden bereikten de Spaanse pioniers de Rio de la Plata: een brede rivier, die langzaam door een landschap van moerassig grasland stroomde. Iets verder stroomopwaarts echter werd de bodem droog - en op die plaats zetten de Spanjaarden voet aan wal. Ze waren geestdriftig over het nieuwe land en een van hen riep enthousiast: ‘Lieve help... wrat een heerlijke lucht hier!’. Die uitroep gaf de nieuwe nederzetting ook haar naam: Buenos Aires - wat niets anders betekent dan ‘goede lucht’. Als gevolg van ziekte en strijd met de Indianen werd Buenos Aires later weer verlaten. Maar veertig jaar nadien (de nieuwe kolonie was toen al goed bevolkt en de kolonisten zochten een haven voor hun land) kwam de eerste nederzetting opnieuw tot leven. Buenos Aires werd de hoofdstad van Argentinië en op het ogenblik is de stad de grootste ten zuiden van de evenaar.Buenos Aires is een van de belangrijkste havensteden van Zuid-Amerika. De stad ligt bijna 200 kilometer landinwaarts, maar de Rio de la Plata is zó breed, dat zeeschepen haar gemakkelijk kunnen bevaren. Van Buenos Aires uit lopen spoorwegen naar alle delen van Argentinië; de produkten van het land (vee, graan, katoen, suiker en wijn) kunnen op die manier naar alle oorden van de wereld vervoerd worden. De inwoners van de stad werken voor een deel in de conservenindustrie van Buenos Aires; voor de rest verdienen ze hun brood in de handel.