provincie van het koninkrijk der Nederlanden, 61 a 62 vierk. mijlen groot, bevolkt met 240,000 zielen; hoofdplaats de stad Zwolle. In vroeger tijden was 0. onderworpen aan de bisschoppen van Utrecht, en heette toen Boven-Sticht of Over-Slicht, gelijk het andere gedeelte, waarin de stad Utrecht lag, het Neder-Sticht genoemd werd; de heide doelen waren door de Veluwe gescheiden.
Reeds in 1042 werd Vollenhove met ommelanden en 1046 de stad Deventer met omliggend landschep door keizer Hendrik III geschonken aan Bernulf, 20en bisschop van Utrecht. In 1086 schonk keizer Hendrik IV het graafschap Islcgouwe (de IJselgouw, d. i. geheel Salland) aan Koenraad, den 22en bisschop van Utrecht; later werden daaraan loegevnegd hel graafschap Goor, de steden Enschede, Diepenheim, enz. Al die landschappen aan de overzijde van den IJsel (Overijsel) noemden de ütrechtsche bisschoppen sedert dien tijd hel Over-Slicht, terwijl ze aan hun gewest aan de andere zijde van den IJsel den naam gaven van Neder-Sticht. Sommige bisschoppen hielden een tijd lang hunne residentie in O., en wel te Vollenhove. Doch in 1322 vond Jan van Diest (45e bisschop) het bisdom derwijze onder een schuldenlast gebakt, dat hij het geheele OverStichl verpandde aan Reinald, graaf van Gelder, die toen dadelijk al de sterke plaatsen in O. met gelderscb krijgsvolk bezette; het bleef in de macht der Geldcrschen tot 1346, toen de pandschuld door Jan van Arkel (47en bisschop) werd afgelost. In 1408 voegde Frederik van Blankenheim (51e bisschop) nog eenig grondgebied, dat hij aan de Stellingwervers ontweldigde, aan O. toe; en het bisschoppelijk gezag over O. heeft geduurd tot 1527, toen Hendrik van Beieren (58e bisschop), ziende dat hij O. niet langer zou kunnen beveiligen tegen Karel, hertog van Gelder, aan de staten van O. aanried het protectoraat in te roepen van keizer Karel V, die dan ook in Maart 1528 door al de overijselsche sleden als wettige landsvorst erkend werd. Later ging 0. door erfrecht op den zoon van Karel V, nl. op Filips II van Spanje over, en 1580 werd O., bij de Unie van Utrecht, de zesde in rang onder de Vereenigde Provinciën. In 1795 werd O. een afzonderlijk departement der Bataafsche Republiek; bij de staatsregeling van 1798 ontving het (vereenigd met het landschap Drenthe, het noordwest-gedeelte van Gelderland en hel zuidwesl-gedeeite van Friesland) den naam van «Departement van den Ouden IJsel"; doch in 1801 werd O. weder een afzonderlijk departement, en bleef dat ook onder het koninkrijk Holland, totdat dit bij Frankrijk ingelijfd werd, en toen ontving O. den naam van -Departement der Monden van den IJsel". Sedert de oprichting van het koninkrijk der Nederlanden, is O. daarvan eene afzonderlijke provincie, grenzende ten N. aan de prov. Friesland, ten N. O.aan de prov. Drenthe, ten O. aan bet Hanoversche en aan de pruisische Rijnprovincie, ten Z. en Z. YV. aan de prov. Gelderland, ten W. aan de Zuiderzee.