I. 1. staart, vlecht; file, sleep; achterste (laatste) gedeelte, (uit)einde; nasleep; gevolg; staartje; pand, slip [v. jas]; keerzijde [v. munt]; tails, slipjas; at the tail of, (onmiddellijk) achter, achter... aan;
II. 1. van een staart voorzien, een staart zetten aan; 2. van de staart ontdoen; van het steeltje ontdoen [vruchten]; tail (on) to, vastmaken aan; voegen bij;
III. een staart vormen; achteraan slepen of komen; achter elkaar aan komen; tail after the others, op de hielen volgen; tail away (off), één voor één afdruipen; minder worden, eindigen, uitlopen (in into); tail on to, (zich) aansluiten bij; achter... aan komen.
IV. eigendom met beperkt erfrecht (ook: estate in tail).