Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

rake

betekenis & definitie

I. lichtmis, losbol, roué.

II. 1. hark, krabber, rakelijzer; 2. harken, rakelen, (bijeen)schrapen, verzamelen; 3. af-, doorzoeken, -snuffelen; 4. enfileren; bestrijken; overzien, de blik laten gaan over; rake in, opstrijken [geld]; rake out, 1. uithalen [’t vuur]; 2. opscharrelen [iets]; rake up, bijeenharken, -schrapen, verzamelen; rake up a forgotten affair, een oude geschiedenis weer oprakelen.

III. 1. schuinte; schuin (doen) staan of aflopen.

< >