1 zaak, aangelegenheid;
2 treffen, gevecht;
3 ding, zaakje, geschiedenis, gevaarte; affairs, (staats)zaken; an affair of honour, een erezaak, een duel.
affect
(in)werken op, aandoen; aantasten, beïnvloeden, raken, (be)treffen; (be) roeren, bewegen; voorwenden; neiging hebben tot, (een aanstellerige) voorliefde tonen voor; affect the freethinker, de vrijdenker uithangen; affected with, aangetast door, lijdend aan.