I. vallen, neer-, vervallen; uit-, ontvallen; neerkomen; dalen, verminderen, afnemen; sneuvelen; fall ill, ziek worden; his face (countenance) fell, zijn gezicht betrok; hij zette een lang gezicht; her eyes fell, zij sloeg de ogen neer; fall a-weeping, beginnen te huilen; fall aboard of, in aanvaring komen met; fall among, geraken onder [dieven]; fall astern, achterraken; fall away, afvallen, vervallen; achteruitgaan, dalen; afvallig worden; fall hack, wijken, terugtreden, -deinzen; terugvallen; fall hack upon, terugtrekken op; zijn toevlucht nemen tot; fall behind, ten achter raken, achter blijven (bij); fall down, neer-, omvallen, vallen van; fall for, Am zich laten inpalmen door, geen weerstand kunnen bieden aan; er in lopen; fall in, invallen; instorten; vervallen, aflopen [v. contract]; aantreden; fall in love (with), verliefd worden (op); fall in with, (aan)treffen, tegen ’t lijf lopen; zich voegen naar [iemands inzichten]; accoord gaan met [een voorstel]; fall into, vallen of uitlopen in; raken in, op [achtergrond]; vervallen tot; fall into line, aantreden; fig zich aansluiten; fall into a rage, woedend worden; fall off, afvallen, vervallen, achteruitgaan; wijken; afnemen; afvallig worden; fall on, vallen op; neerkomen op; vallen om [de hals]; (aan)treffen, stoten op; aan-, overvallen; fall on evil days (on had times), slechte tijden doormaken; fall out, uitvallen; uittreden; komen te gebeuren; ruzie krijgen (met with); fall out of use, in onbruik raken; fall over, omvallen; fall through, in duigen vallen, mislukken, vallen [v. voorstel of motie]; fall to, aanpakken, aan 't werk gaan; toetasten; vervallen, ten deel (te beurt) vallen aan (ook: fall to one’s lot, share); fall to talking, beginnen te praten; fall under, behoren tot, vallen onder [een klasse]; fall upon, zie fall on; fall within, vallen binnen of onder;
II. val; verval, helling; daling; waterval; uitwatering; ondergang, dood; Am herfst; the Fall, de zondeval; have a fall, een val doen; try a fall with, zich meten met.